Olof van der Gaag over dat overdrijven van de transitie-opgave ons niet verder brengt maar die ontkennen ook niet
Nog maar enkele jaren geleden konden zonnepanelen en windmolens rekenen op schreeuwende krantenkoppen, stomende politici en smalende industriëlen vanwege de hoge kosten. En laten we reëel zijn: de subsidie leverde ook meer op dan de verkoop van elektriciteit. Inmiddels is dat radicaal veranderd. De kosten voor opwekking zijn zo spectaculair gedaald dat zon en wind in steeds meer landen de goedkoopste bron van elektriciteit zijn, nog los van de milieuvoordelen. Ook in Nederland is dat inmiddels een realistisch streven.
Dat betekent niet dat we klaar zijn; we hebben immers te maken met de ‘wet van behoud van uitdagingen’. De uitdaging in kostendaling is nog niet voorbij maar de grootste uitdaging verschuift van ‘opwekking’ naar ‘inpassing’: hoe geven we zonnepanelen en windmolens een plek in de leefomgeving en houden we ons land mooi? En hoe zorgen we dat ook de omwonenden daar vrolijk onder blijven? Hoe geven we al die duurzame elektriciteit een plek in de elektriciteitsnetten? En hoe matchen we dit variabele aanbod slim met de vraag naar elektriciteit, voor bijvoorbeeld verlichting, verwarming, auto’s en fabrieken?
In de reacties op die nieuwe uitdagingen zit een patroon dat lijkt op de reacties aan de vooravond van de spectaculaire kostendalingen. Sommigen geven bij voorbaat de hoop al op dat dit ooit wat kan worden. Het overdrijven van de uitdaging behoort net als toen ook bij dat repertoire. De Telegraaf had hier vorige week een prachtig voorbeeld van: hun schreeuwende krantenkop was ‘127.700 windmolens erbij’. Ondanks de schijn-precisie zaten ze er een slordige 125.000 windmolens naast. Hopelijk weten ze daar hun eigen oplage beter te voorspellen.
Een nieuwe uitdaging is de ‘participatieparadox’: als een project technisch vrijwel af is, is de mogelijkheid tot bijsturing minimaal – maar de betrokkenheid in de omgeving juist maximaal
Het brengt ons land niet verder om de uitdaging te overdrijven of de hoop bij voorbaat op te geven. Dat laatste is een pijnlijke onderschatting van de inventiviteit en innovatiekracht van onze bedrijven en kennisinstellingen, al voor de transitie goed en wel op gang is. Maar het helpt natuurlijk ook niet om de uitdaging te ontkennen. Zon en wind zijn de populairste energiebronnen en naast energiebesparing ook de populairste oplossingen voor het klimaatprobleem. Tegelijkertijd moeten we in Nederland zuinig zijn op onze ruimte en neemt de populariteit vaak nogal af als de nabijheid toeneemt.
Om te stimuleren dat we hier een reëel gesprek over hebben, hebben we zelf nog eens goed gekeken naar de cijfers. Volgens de NVDE hebben we in 2050 2.000 tot 4.250 windmolens op land – waar dat er nu 2.350 zijn (en gemiddeld wel een maatje kleiner). https://www.nvde.nl/nvdeblogs/factcheck-aantal-windmolens/
Voor zon hebben we een flinke ambitie voor 2030 door vertaald naar de benodigde ruimte, uitgesplist naar verschillende ruimtelijke functies. In deze visualisatie laten we zien hoeveel ruimte er nodig is als we bijna de helft van ons bestaande elektriciteitsverbruik van de zon gaan krijgen. https://www.nvde.nl/nvdeblogs/potentiele-ruimte-zonne-energie/
Duurzame energieprojecten komen er niet meer met alleen verstand van techniek en geld – er is ook verstand van ruimte en mensen nodig. Eén van de nieuwe uitdagingen daarbij is de ‘participatieparadox’: de initiatiefnemer (bv bedrijf, coöperatie of gemeente) kan in het begin veel doen met de meningen en ideeën van mensen. Maar die mensen zijn in het begin vaak matig geïnteresseerd. Naarmate het project vordert, nemen de mogelijkheden tot bijsturing af. Maar naarmate het project concreter wordt, neemt de drang om mee te praten juist toe. Tegen de tijd dat het project technisch vrijwel af is, is de mogelijkheid tot bijsturing minimaal – maar is de betrokkenheid in de omgeving juist maximaal.
Bijna elke week zie ik mooie voorbeelden van oplossingen hiervoor langskomen: van 3D-visualisaties die tastbaar maken hoe het uitzicht kan veranderen tot appeltaartgesprekken om mensen te betrekken en lokale coöperaties die mensen zelf de baas maken. Daarom is het zo belangrijk om te blijven denken ‘hoe kan het wel’ in plaats van tevreden achterover te leunen na het benoemen van alle problemen. En daarom is het ook zo belangrijk dat deze jonge sector zich kan blijven ontwikkelen: het Energieakkoord heeft ons uit de startblokken geholpen, het Klimaatakkoord moet de finish in zicht brengen.
Deze column van Olof van der gaag is op 30 april gepubliceerd op Energiepodium.