Maarten van Poelgeest is de voorzitter van het uitvoeringsoverleg Gebouwde Omgeving van het Klimaatakkoord. “We moeten van de kant komen,” zegt hij met voelbaar ongeduld. Hij waarschuwt dat het Klimaatakkoord nu nog een papieren realiteit is. Praktijkkennis, onder andere via de NVDE, is onmisbaar om het waar te maken. Want het wordt anders als je bij mensen gaat aanbellen, weet hij. Hij merkt in proeftuin-projecten dat dat tijd kost. Het huis van mensen is heel erg privé. “Bewoners moeten nog terug gaan praten. En je zult zien dat ze dan dingen gaan zeggen waar we nu nog geen rekening mee hebben gehouden”.
Waarom heeft u ja gezegd tegen het voorzitterschap van het uitvoeringsoverleg gebouwde omgeving?
“Ik wil mijn steentje bijdragen. Ik voel me zeer betrokken bij de energietransitie. Het is de belangrijkste transitie waar we voor staan. Ik ben van 2006 tot 2014 wethouder klimaat en energie geweest in Amsterdam. Het onderwerp is daardoor dichterbij gekomen en het is nog duidelijker geworden hoe ingewikkeld het is, net als alle issues met publiek belang. Ik vind het fascinerend om puzzels op te lossen. Dit onderwerp doet een uitdagend beroep op mijn denkkracht. Ik heb er veel zin in.”
Wat vindt u van deze uitvoeringsfase?
“Het Klimaatakkoord is nu nog vooral een papieren realiteit. Er zitten mooie dingen in, maar het wordt anders als je bij mensen gaat aanbellen. In die zin zijn we net begonnen. Het is spannend wat er dan gebeurt. Ze gaan dingen terugzeggen die we nu nog niet weten.
We moeten opschieten met het starten van de uitvoering . De confrontatie met de praktijk leidt tot nieuwe inzichten. We moeten leren sturen in onzekerheid. Dat is moeilijk voor politici. Veel wethouders willen best een moeilijk verhaal verdedigen, maar willen niet elk jaar iets anders vertellen. Het is de vraag of we dat comfort kunnen bieden. Je kan niet nu weten hoe we dit de komende dertig jaar gaan doen. Het is belangrijk dat we al die tijd draagvlak houden voor de transitie.”
Wat is de grootste uitdaging die u ziet voor de opgave in de gebouwde omgeving?
“We moeten van de kant komen! Er zijn 150 acties afgesproken. Bij de proeftuinen voor aardgasvrije wijken hebben we gezien hoe moeilijk het is om te beginnen. In de eerste fase zijn veel wijken waarin een warmtenet moet komen. Hoe organiseren we het, met netten, bronnen, investeringen, Warmtewet? Daar moeten knopen over doorgehakt worden, anders komen we niet verder. Er zijn veel kansen, we moeten gewoon ergens beginnen.”
Waarom is dat beginnen zo lastig?
“De proeftuin in Purmerend laat bijvoorbeeld zien hoe intensief het begin is. Daar gaat het binnen een grotere wijk onder meer over 92 woningen met eigenaar bewoners. Het bestaande warmtenet loopt er langs. Het lijkt daarmee een relatief eenvoudig verhaal: ‘er loopt een buis voor uw huis, sluit u nu aan, anders krijgt u het straks koud.’ Ze zijn in dit project bij iedereen langs geweest, gemiddeld drie keer. Nu zijn er van de 92 slechts zes over die niet willen. Maar dat heeft heel veel tijd gekost; het loopt al drie of vier jaar. Op het moment dat je bij mensen binnen komt, is er vaak meer aan de hand en bewoners zien je toch als vertegenwoordiger van de gemeente. Dat kun je negeren, maar dat heeft weinig zin. Dit was een enorme inspanning en dat is exemplarisch. En dan heb je nog maar 92 woningen die aardgasvrij moeten worden!”
Van een intensief onderhandelingstraject naar vier keer per jaar uitvoeringsoverleg: hoe zie je dat voor je?
“Het karakter gaat veranderen. We gaan niet onderhandelen. Het wordt een heel ander type gesprek. Er worden subtafels gevormd voor bijvoorbeeld warmtenetten, wijkaanpak en meer. Het zal minder gaan om de centrale vergadering. We gaan met de partijen zoeken hoe we dit gaan vormgeven. We hoeven niet vier keer per jaar bij elkaar komen te komen alleen om te roepen dat we goed bezig zijn.”
Hoe zorg je dat er niet terug onderhandeld wordt?
“Dat kan ik niet alleen; dat hangt van de partijen af. Er zijn verkiezingen in maart 2021. Voor die tijd gaat er politiek niet zoveel veranderen. Dus de eerste 1,5 jaar heeft het geen zin om te onderhandelen. We gaan in de praktijk ervaringen opdoen. Mijn beeld is dat iedereen aan tafel dat ook wil.”
Welke persoonlijke eigenschap gaat je het meest van pas komen?
“Weet ik niet! (lachend). Mijn eigen ervaringen in het lokale gaan helpen. En ik ben in mijn huidige werk gewend om mensen met verschillende belangen bij elkaar te brengen.”
Wat ga je anders doen dan Diederik Samsom?
“Toen hij begon, wist Diederik al hoe het moest. Die indruk kreeg ik tenminste. In de onderhandelingsfase zou ik het misschien niet zo anders hebben gedaan: sturen op inhoud en niet verlegen zijn om een eigen mening te geven. Maar we zitten nu in een andere fase. Misschien zou Diederik het in deze fase ook anders aanpakken.”
Wat vind je van de NVDE?
“Mijn indruk is nog vrij vers. Ik heb tot nu toe gezien dat de NVDE één van de grootste supporters en drijvende krachten is achter het Klimaatakkoord. Door haar leden is er praktijkkennis en ervaring aanwezig. Dat is heel goed, want als je niet oppast, zit je alleen met bestuurders om tafel en wordt het een Haagse onderhandeling. Niet alleen de NVDE maar ook anderen brengen onmisbare praktijkkennis in. Zeker nu het over de uitvoering gaat, wordt dat nog relevanter. Dat kan de NVDE goed naar voren brengen.”
Hoe moeten we mensen ontzorgen in het verduurzamen van hun huis?
“Dat is één van de moeilijkste vraagstukken. Ik heb niet de pretentie dat ik dat weet. We hebben die proeftuinen niet om flinke aantallen woningen van het aardgas af te halen maar om ervaringen op te doen. Het is cruciaal dat ze verschillend zijn. Ook de woningvoorraad is heel verschillend. Ik zou differentiatie in de methodiek, in manier van aanpak ook zwaar willen laten wegen. Wijken van het gas halen is een sociale interventie: bij de ene bel je aan; bij de andere doe je iets anders. Hoe werkt interactie met mensen? Die ervaringen zullen ons meer vertellen over ontzorging.”
Waarom is ontzorging nodig?
“Het huis van mensen is heel erg privé. De meeste mensen gooien het niet zomaar op de schop. Een verbouwing wordt altijd uitgesteld. Dat is herkenbaar. Dus ontzorgen heeft niet alleen met rentabiliteit en techniek te maken, maar ook met psychologie: waarom moet mijn huis veranderen? Dakisolatie is bijvoorbeeld in drie jaar rendabel, maar dan moet je wel de zolder opruimen. Daar hebben mensen meestal geen zin in. Het blijkt te werken om tegelijk isolatie en een opruimservice aan te bieden.”
Welk advies heeft u voor gemeenten vanuit uw ervaring als wethouder?
“Gemeenten moeten aangeven in welke wijken ze willen beginnen met van het aardgas af gaan. Al is het maar om tegen de rest te kunnen zeggen dat ze nog niet hoeven, maar wel mogen. Ten tweede moet er een goed alternatief zijn voor aardgas. Veel gemeenten hebben de neiging om het nog even aan mensen uit te leggen, dat het reuze meevalt en dat niemand zich zorgen hoeft te maken. Er sluipt iets paternalistisch in en dat voedt het wantrouwen tegenover instituties zoals gemeenten en woningbouwverenigingen. Wat wordt er nu weer over me uitgestort, vragen bewoners zich af. De gemeente moet aangeven wat het duurzame alternatief is en mensen gaan dan zelf ontdekken hoe ze dat willen toepassen. We moeten vertrouwen geven dat mensen er verstandig in zijn. Dit is makkelijk gezegd, maar moeilijk om te doen. Er is capaciteit en expertise nodig om dit goed te doen.”
Kunnen kleinere gemeenten dit wel aan?
“Grote en middelgrote steden gaan het snelst. Voor de kleinere komt de transitie nu op de agenda, vooral via de Regionale Energie Strategieën (RES), die maar deels hierover gaan. Gemeentes gaan Transitievisies warmte maken. Vanzelfsprekend moet elke gemeente zelf weten hoe ze het organiseren, maar ik kan me voorstellen dat kleinere het samen met anderen gaan doen.”
Diederik Samsom waarschuwde voor een energietransitie alleen voor de ‘groene eco-elite’ die de Tesla en warmtepomp kunnen betalen. Hoe kijk je hier tegenaan?
“Ik denk dat er absoluut verdelingsvraagstukken in de energietransitie zitten. Om draagvlak te krijgen en te houden voor iets dat nog 20 of 25 jaar gaat duren, moet je rechtvaardigheid scherp in de gaten houden. De verdeling van lusten en lasten tussen arm en rijk is belangrijk, maar ook tussen vervuiler en mindere vervuiler. Het is niet gek dat je vervuilende activiteiten meer belast dan niet vervuilende. Dat zou erg helpen want het maakt schone dingen eerder rendabel. Het is goed mogelijk dat corporatiewoningen de eerste woningen zijn die aan de beurt komen. Daar wonen juist mensen met lage inkomens. Het biedt hen kansen om comfortabeler te wonen. Daar ben ik niet pessimistisch over.”
Hoe duurzaam is je eigen huis?
“Ik heb het geluk om op stadswarmte te zitten. Dat net was tot voor kort gasgestookt, in afwachting van iets duurzamers. Sinds vorig jaar zomer wordt het grotendeels gevoed door restwarmte van de centrale in Diemen en van het afvalbedrijf. En stroom krijg ik van Amsterdam Energie, de coöperatie waar ik tot een half jaar geleden nog voorzitter was en die onderdeel is van OM-Nieuwe Energie. Dat is duurzaam opgewekte elektriciteit. Mijn huis is eind jaren negentig gebouwd, dus het heeft een redelijke EPC. Het is nog niet honderd procent duurzaam, maar het zit er dicht tegenaan. Dat is ook makkelijk met een relatief nieuw huis. In de nieuwbouw moet iedereen zich houden aan regels. De wedstrijd moet gewonnen worden in de huizen die er al staan. Dat is een stuk lastiger.”
Foto: Bert Muller