Herman Wijffels, hoogleraar en voormalig voorzitter van de SER, speelde ruim vijf jaar geleden een sleutelrol in het oprichten van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE). “Uiteindelijk zal duurzame energie de enige vorm van energie worden. Als je dat wilt bereiken en de belangen van de ondernemingen die daaraan werken, goed wilt laten horen, dan heb je een krachtige belangenbehartiging nodig.” Wijffels vindt dat de NVDE een groot succes is geworden. En dat is nodig ook, want Nederland is bepaald geen voorloper; het is verhoudingsgewijs een heel fossiel land. “Ook de overheid heeft grote fossiele belangen, namelijk via de energiebelasting. Het is een uphill battle voor duurzame technieken.” De NVDE en anderen mogen meer enthousiasme creëren voor de idee dat de energietransitie toegang biedt tot een betere wereld. “Woningen en bedrijven die zelfvoorzienend zijn in hun energie, dat is een emancipatoir en aantrekkelijk perspectief.” Het Klimaatakkoord is door overmatig polderen slapper geworden dan nodig. Wijffels: “Het zou reuze helpen als er duidelijkere sturing vanuit de politiek zou komen voor de grote transities naar duurzaamheid.”
Al twintig jaar geleden nam u als voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER) het bijeen brengen van ondernemerschap en maatschappelijke doelen serieus. Was u uw tijd vooruit daarin?
“Het was bepaald geen gemeengoed in die tijd. In de jaren tachtig en negentig beleefde het aandeelhouderskapitalisme zijn hoogtijdagen. Een onderneming had simpelweg maar één doel: winst maken. Als er vraag is naar je producten, dan voldoe je kennelijk aan een maatschappelijke behoefte, was de redenering. Winst werd gezien als een betrouwbare graadmeter voor maatschappelijke relevantie. Dat was de theorie. Ik had vanaf het begin van de jaren tachtig vanuit mijn werk voor een bank de hele ontsporing van het aandeelhouderskapitalisme van nabij meegemaakt. Ik had er grote, grote moeite mee. Ik zag heel scherp de onhoudbaarheid van op die manier bedrijven runnen. Je kunt ook winst maximaliseren door dingen te doen die geen maatschappelijke waarde opleveren, of die zelfs vernietigen.”
Hoe bent u uw rol als voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER) begonnen?
“Toen ik in 1999 gesprekken voerde over mijn rol bij de SER, heb ik gezegd dat ik ook onderwerpen wilde gaan behandelen die tot dan toe buiten de scope van het sociaaleconomische vielen, zoals milieu en duurzaamheid. En dan niet alleen in gesprek met werkgevers en werknemers, maar ook met de milieubeweging. Dat viel in goede aarde, al was niet iedereen meteen enthousiast, met name aan ondernemerszijde niet. Zo ben ik daar binnen gekomen. Het eerste advies onder mijn voorzitterschap ging over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Dat was mijn initiatief en ik was bij wijze van uitzondering ook zelf voorzitter van die commissie. Dat was het meest geraadpleegde SER advies, voor zover ik weet, in de loop van de jaren daarna. De kern was dat er niks mis is met ondernemerschap en winst maken, maar dat dit in geen geval ten koste mag gaan van mensen en milieu. Mijn groene start bij de SER kwam uit de diepte van mijn maatschappelijke opvatting.”
Wat was uw motivatie, ruim vijf jaar geleden, om bij te dragen aan de oprichting van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE)?
“Het simpele antwoord is dat ik op een bepaald moment ben benaderd door Teun Bokhoven. Hij was een voorloper in de duurzame energiesector. Vanuit mijn achtergrond in de brede polder zag ik dat het ministerie van Economische Zaken eigenlijk alleen oren had naar geluiden uit de fossiele sector. Ook terwijl de bedrijvigheid in de duurzame energie groeide, had die sector bar weinig invloed op de beleidsontwikkeling en op discussies in Den Haag. Mijn opvattingen hierover liepen gelijk met die van Teun. Er was al een informele overlegtafel met weinig bevoegdheden, de Duurzame Energie Koepel. Daar wilden we een serieuze brancheorganisatie van maken. Dat vergde een aantal sessies, boven bij Oudaen in een zaaltje, vlak bij het toenmalige kantoor van de Duurzame Energie Koepel. Die mensen hadden een goede pioniersinslag, maar niet zozeer inzicht in hoe je landelijk invloed kunt uitoefenen. We hebben in die sessies gesproken over de noodzaak van een krachtige organisatie, over het hoe en over de verhoudingen tussen verschillende bedrijfssectoren. Na een sessie of vier, vijf is de NVDE opgericht. Ik had de rol van neutrale voorzitter. Het was mijn bedoeling dat de duurzame energiesector serieus genomen zou worden, door VNO-NCW én de overheid.”
Hoe is het gelukt om bedrijven én branches te motiveren om in te stappen?
“We hebben enerzijds gewerkt met het argument dat je samen sterker staat. Als energiecoöperaties geïsoleerd opereren, is het voor hen lastig om gehoord te worden. Anderzijds gaven we het voorbeeld van FME, de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie. Ook dat is een bundeling van individuele sectoren, waarvan de belangen niet gelijk zijn. Tot op zekere hoogte is de bouwsector ook zo’n voorbeeld. Daar werken kleine familiebedrijven, timmerlui en grote bouwconcerns samen. Aan de hand van die voorbeelden hebben we kunnen laten zien dat bundeling in één organisatie gewicht in de schaal legt. Gaandeweg zijn mensen overtuigd geraakt. Wat zeer hielp is dat een aantal grotere bedrijven, zoals Eneco, er heel hard aan trokken”.
Wat was, terugkijkend, de doorbraak die de brede NVDE mogelijk maakte?
“Het was een rijpend inzicht. Uiteindelijk was er vrijwel volledige consensus dat dit de weg was die we moesten gaan. Uiteindelijk zal duurzame energie de enige vorm van energie worden. Als je dat wil bereiken en de belangen van de ondernemingen die daaraan werken, goed wil laten horen, dan heb je een krachtige belangenbehartiging nodig. Daar hebben we een serieus apparaat voor in het leven geroepen, met mensen die de weg weten in Den Haag. Dat dat niet gratis kan, snapte iedereen.”
Hoe vindt u dat de NVDE gevaren is, in de afgelopen 5 jaar?
“De NVDE is een volwassen brancheorganisatie geworden, die een plek heeft in het ondernemersveld en die door de overheid wordt meegenomen in alle overleggen rondom de energietransitie. En daar zelfs een toonaangevende rol in speelt. Het is een groot succes geworden. Inmiddels vertegenwoordigen de activiteiten bij meer dan 6000 aangesloten bedrijven nu al een omzet van ruim €41 miljard en meer dan 250.000 werknemers. Dat zijn serieuze getallen. Vijf jaar geleden was er ook al de nodige economische activiteit, maar die moet flink gegroeid zijn in die periode. Dat is natuurlijk niet alleen dankzij de NVDE, maar die geeft de sector wel op landelijk niveau een gezicht.”
Welk type bedrijven loopt voorop in de energietransitie?
“Er zijn er een aantal. Ik zie grotere bedrijven die vooral in windmolens actief zijn. Die sector vond zichzelf erg belangrijk, al bij de voorbereidende besprekingen en nu nog steeds. Soms schuurt dat. Het is belangrijk om de verhoudingen binnen de NVDE goed te houden. Een belangrijke vind ik ook de installatiesector. En zonne-energie groeit snel, met de aanleg van zonnevelden. Ook de hele warmtepompensector is serieuze business geworden. En energiecoöperaties zorgen ervoor dat we de technologie gebruiken op lokaal niveau.”
De NVDE vertegenwoordigt alle technieken en sectoren in de energietransitie. Wat is uw advies over het omgaan met interne belangentegenstellingen?
“Ik denk dat het van belang is om een open discussie te organiseren. Zorgen dat dingen op tafel komen en mensen elkaars positie kennen. Daar ligt zo nodig een rol voor de voorzitter en het bestuur. Mijn ervaring als voorzitter van de SER is dat het de kunst is om verschillende belangen zodanig te behandelen dat ze met elkaar kunnen leven. Je kan mensen helpen om net één stapje verder te zetten in de richting van de ander, dan ze vanzelf geneigd zijn te doen. Teneinde een bijdrage te leveren aan het overkoepelende belang. Dat is cruciaal voor het werken in de polder. Niet in alle gevallen kom je er helemaal uit, maar het is wel de manier waarop het Nederlandse bestel functioneert. We kunnen partijen stimuleren om hun bijdrage te leveren aan het algemene belang. Als je blijft hangen in puur onversneden eigenbelang, dan kom je er niet.”
Hoe kijkt u aan tegen de huidige stand van zaken in de Nederlandse aanpak van het klimaatprobleem?
“Ik zag pas dat het aandeel hernieuwbare energie 8,7 procent is volgens de laatste telling. Dat betekent toch een verdubbeling ten opzichte van enkele jaren geleden. We zijn nog een eind weg van de 14 procent die Nederland zich voor 2020 ten doel had gesteld. We zijn nog bepaald geen voorloper. De feitelijke realisatie blijft taai in Nederland. Mijn lezing is dat dat mede komt doordat Nederland verhoudingsgewijs een heel fossiel land is. Dat heeft ten eerste te maken met het feit dat wij een fantastische aanvoerhaven voor fossiele energie hebben, en de bijbehorende ondernemingen. Ten tweede beschikten we lang over een grote fossiele bron: gas. We zijn verhoudingsgewijs diep in de industriële fossiele energiestructuren gedoken. De bestaande infra is daarop afgestemd en de fossiele belangen zijn groot. Die maken niet zomaar plaats. Het is niet zo makkelijk om daar met nieuwe technieken efficiënter in te zijn. Het is te gemakkelijk om sommetjes te maken dat hernieuwbare energie duurder is. Een derde oorzaak, die niet zo vaak genoemd wordt, is dat de overheid ook grote fossiele belangen heeft, namelijk via de energiebelasting. Die is zo ingericht dat de energiebelasting door burgers en het midden- en kleinbedrijf wordt opgebracht. Grote bedrijven zijn vrijwel vrijgesteld. Dat is een extra prijshandicap voor duurzame energie die is ingebouwd in ons stelsel. De fossiele belangen zijn stevig gestructureerd. Het is een uphill battle, waardoor een soepele overgang naar de volgende generatie technologie bemoeilijkt wordt. Dat speelt nog steeds. We zijn er nog laaaang niet.”
Wat vindt u van het Klimaatakkoord?
“Eigenlijk ben ik met de hele noemer van het Klimaatakkoord niet gelukkig. Het geeft een antwoord op klimaatverandering, omdat dat nu eenmaal moet van Parijs. Maar als we het voor het zeggen hadden, zou het niet hoeven, zo lijkt het. Het is een negatieve duiding. Maar als je sec kijkt naar de energietransitie, biedt die toegang tot een betere wereld. Daar kun je een heel positieve duiding aan geven. Het gaat niet alleen om CO2. Fossiele energie heeft allerlei milieuvervuilende effecten. Dat vernauwen tot alleen CO2 is een negatief aspect van het Klimaatakkoord. In Nederland wordt ook heel weinig meegenomen in de discussie dat de nieuwe technologie het begin is van de toegang tot wat uiteindelijk overvloed kan worden. Het denken rondom energie zit in de schaarste-sfeer. We putten uit eindige bronnen. Terwijl we over de jaren en decennia heen gaan oogsten uit energiestromen die onuitputtelijk zijn. Natuurlijk moeten we eerst investeren in infrastructuur. Maar dan is er zoveel oogstcapaciteit, dat er vaak overvloed zal zijn. De vraag rond opslag moeten we oplossen. Het perspectief van lokaal opgewekte overvloed is veel aantrekkelijker dan dat van centrale opwekking en distributie.”
Hoe ziet dat perspectief eruit?
Als we de ontwikkeling van de duurzame technologie doortrekken op lange termijn, dan zullen veel mensen in hun eigen woning zelfvoorzienend worden, en bedrijven in hun eigen gebouwen. Dat is een emancipatoir en aantrekkelijk perspectief. Het is misschien niet prettig voor de centrale opwekkers en ook niet voor de overheid, want die kan er dan niet meer bij. Ik schets de weerstanden in dit land. Veel mensen kunnen niet denken in die dynamiek. Ze kunnen zich niks anders voorstellen dan dat stroom elders wordt opgewekt en met een draadje naar je huis komt. Maar in deze dynamiek krijg je een veel aantrekkelijkere wereld, met lokale werkgelegenheid voor installatie en onderhoud. Onze afhankelijkheid van energiebronnen elders, gaat verdwijnen. In mijn beeld opent zich een wereld, waarin we nagenoeg of volledig of zelfs meer dan de eigen energiebehoefte produceren.
Wat betekent dit voor vervolgstappen na het Klimaatakkoord?
“Het Klimaatakkoord is vormgegeven als een stap waarin het basissysteem intact blijft, maar we wat duurzame energie bijmengen. Het is een eerste stap, niet meer dan dat. Wat ik graag zou zien is dat dat negatieve, dat het moet van Parijs, eraf gaat. Laten we enthousiast werken aan dit perspectief. De NVDE kan daar een rol in vervullen. Die kan de maatschappelijke kansen schetsen. Ik zeg niet dat het makkelijk is. We moeten überhaupt grondig de samenleving en de economie opnieuw doordenken en vernieuwen. We kunnen de lange lijn zichtbaar maken. Toen we uit de Tweede Wereldoorlog kwamen, was Nederland een verwoest land, gebaseerd op de agrarische sector en de handel. We realiseerden ons dat als we wilden meedoen in de wereld, dan zouden we moeten zorgen dat we industrie kregen. Er is toen lange termijn industriebeleid opgezet, met aanpalende voorzieningen voor scholing en infrastructuur. Dat is een succes geweest, in de jaren vijftig en zestig. Eigenlijk staan we nu weer voor zo’n interventie.”
Welke lange termijn veranderingen acht u nodig?
“De uitdaging is nu nog veel breder. De lineaire manier van produceren moet omgevormd worden tot een circulaire. In Nederland is specifiek de verandering van de chemische industrie belangrijk, want dat is ons grootste productiecluster. Die moet veranderen van een petrochemische naar een biochemische industrie. En we zullen het landbouw- en voedselsysteem moeten omvormen naar een systeem dat in evenwicht is met de aarde. De gezondheid van de aarde is gekoppeld aan die van de mensen. Je kunt alleen gezonde voedsel produceren als de aarde gezond is. Ten derde is de overgang van fossiele naar duurzame energie nodig. Deze drie grote transities beschrijf ik in het boek dat ik vorig jaar publiceerde, ‘de gulden snede’. Cultureel zit hier nog de laag onder dat we zorg gaan dragen voor de continuïteit van het leven, van mensen, dieren, planten, van alle leven in zijn samenhang. Daar is een verandering van waarden voor nodig.”
Welke rol moet de NVDE vooral pakken nu?
“De NVDE kan helpen zorgen dat datgene wat zich aan nieuwe technologische mogelijkheden voordoet, zo snel en efficiënt mogelijk wordt ingevoegd in de economische structuur. Het lijkt mij goed als een paar van die vergezichten die ik noemde door de NVDE worden meegenomen in haar pleidooien. Zodat het niet gaat over ‘in ons belang’, maar over een ‘aantrekkelijk perspectief’. En de leden van de NVDE staan klaar om dat te realiseren.”
En hoe zou de NVDE er over vijf jaar of meer uit kunnen zien?
“Ik verwacht dat de branche dan meer dan verdubbeld is qua omvang. De NVDE kan dan een toonaangevende organisatie zijn op het gebied van energie in al zijn aspecten.”
Waarin is Nederland groots op het gebied van klimaatbeleid?
“Ik zou niet onmiddellijk iets kunnen noemen.”
Is de Nederlandse poldercultuur behulpzaam voor de energietransitie?
“Polderen neemt een grote vlucht als eenmaal de lijn is getrokken. Via overlegtafels, en die zijn in ruime mate voorhanden, loopt de uitvoering goed. Maar om een duidelijke lijn naar de toekomst te trekken is de polder minder geschikt. Een helder toekomstperspectief is te bedreigend voor bestaande belangen. Daarom is het Klimaatakkoord slapper geworden dan nodig. Uiteindelijk komt de polder met enige vertraging toch wel die kant op. Maar het zou reuze helpen als op dit punt ook duidelijkere sturing vanuit de politiek zou komen. Er zijn verkiezingen in maart volgend jaar. Het nieuwe kabinet zou die lijnen naar de toekomst kunnen neerzetten die ik net noemde. Als de politiek overtuigd kiest om de duurzame kant op te gaan, dan kun je de polder vragen hoe we dat gaan uitvoeren. Naast de politieke democratie, met verkiezingen, mandaat en controle door het parlement, is er een maatschappelijke democratie. In Nederland krijgen maatschappelijke krachten en organisaties op een georganiseerde manier de kans om een bijdrage te leveren aan het proces. In de grote beweging die we moeten maken is een goed georkestreerde samenwerking tussen politieke en maatschappelijke democratie een belangrijk ding.”