Dit artikel is in ingekorte vorm op 27 januari verschenen op de opiniepagina van het AD.
Onze Nederlandse economie verdient wereldwijd aan de energietransitie. Ook de zonne- en windsector. Zo werken Nederlandse bedrijven aan zonneweides in Spanje of in Afrika en investeren buitenlandse bedrijven in Nederlandse windprojecten op zee. Dit levert duizenden banen en veel investeringen op die ook in Nederland weer gebruikt worden voor nieuwe projecten.
Veel bedrijven in de Nederlandse energiesector werken internationaal. Dat komt mede door de liberalisering van deze sector. In bijna alle gevallen worden parken ontwikkeld door Nederlanders vanuit een in Nederland gevestigd bedrijf en blijven deze bedrijven voor de volle looptijd van het project beheerder en aanspreekpunt voor omwonenden. Ook als het park in eigendom komt van investeerders, bijvoorbeeld een pensioenfonds.
De miljardeninvesteringen die Nederlandse en internationale bedrijven in ons land doen, moeten wel rendabel zijn. Fossiele energie is op dit moment nog goedkoper en dus is subsidie nodig: anders komen deze projecten niet van de grond en verduurzaamt Nederland niet. Bij de subsidie rekent de overheid met een rendement van acht procent op het eigen vermogen, waaruit ook de kosten van grond, van mislukte projecten of van omgevingsfondsen gedekt moeten worden.
Ruimtelijke impact beperkt en juist positief
Het aantal wind- en met name zonneparken groeit. Dat leidt begrijpelijkerwijs tot vragen en onrust. AD betoogt dat er 3500 windmolens en tienduizenden hectares zonnepark bijkomen, met 45.000 voetbalvelden zon. Helaas is hier gerekend met data die verouderd zijn of met onjuiste aannames. Er is veel minder nodig om de opgave voor 2030 te halen. Het totale oppervlak is veel kleiner: voor zonnepanelen geldt dat zeven van de acht panelen op daken terecht komen; bij grootschalige parken is dat nog steeds 75% op daken. Maar zelfs als we aannemen dat de helft van de opwek op agrarisch land zou plaatsvinden, dan nog zal het om circa 9000 hectare gaan, 0,7% van het agrarisch landareaal, zoals het ministerie van EZK becijferde. Zonneparken worden bovendien zo aangelegd dat de natuur toeneemt, zo heeft de sector in een harde afspraak vastgelegd met natuur- en milieu-organisaties.
Er komen hoogstens 800 nieuwe windmolens bij die grotendeels bestaande windmolens vervangen en waarvan bovendien het overgrote deel nu al gebouwd en gepland wordt. Ten onrechte rekenen sommige Regionale Energie Strategieën (RES) nog steeds met een vermogen van 3 MW per windmolen. Moderne windmolens die de komende jaren geplaatst zullen worden, leveren echter veel meer op, en daardoor zijn er minder nodig.
Niet overal 50 procent lokaal eigendom mogelijk
Elk project in Nederland wordt met omwonenden ontwikkeld; bij de leden van Holland Solar en NWEA conform de gedragscodes voor wind en zon op land. Omwonenden denken en bepalen mee hoe de parken eruit gaan zien. De omgeving kan financieel deelnemen via bijvoorbeeld 50 procent lokaal aandeelhouderschap. Dit is uniek. Er wordt geen snelweg, fabriek of stadsuitbreiding ontwikkeld met 50 procent lokaal eigendom. Waar burgers lokaal een zonne- of windpark ontwikkelen, krijgt dit alle steun en mogelijkheid.
Dat betekent niet dat ieder project in lokaal eigendom zal en kan komen. Omwonenden beslissen natuurlijk wel zelf of ze daar zin in hebben en of ze daar tijd en geld in willen steken. Zonne- en windparken liggen bovendien vaak in een dunbevolkt gebied. Wij steunen het streven naar financiële participatie: iedereen is van harte welkom. Maar de klimaatklok tikt snel: we hebben nog hooguit dertig jaar voor een schoon energiesysteem. Laten we dus zoveel mogelijk trampolines en zo weinig mogelijk obstakels neerleggen voor mensen en bedrijven die daaraan willen bijdragen.
Olof van der Gaag, directeur Nederlandse Vereniging Duurzame Energie
Wijnand van Hooff, directeur Holland Solar
Sascha van Rooijen, directeur Nederlandse Wind Energie Associatie
Toelichting
Opgave:
De opgave is om via de Regionale Energie Strategieën 35 TWh/jr aan duurzame elektriciteit te realiseren in 2030. Er zijn door de RES’en voorlopige plannen gemaakt die optellen tot maximaal voor 50 TWh/jr (niet 53 TWh/jr; obv laatste (openbare) PBL-analyse,). In de volgende fase worden de plannen concreter gemaakt en valt nog een deel af. Het gaat voor het behalen van de doelstelling om plannen die zullen worden gerealiseerd, daarom is het positief en belangrijk dat de ambitie voor hoger ligt dan het uiteindelijke doel. Dat biedt immers nog ruimte om te kiezen wat waar wel en niet komt.
Zonne-energie:
In Nederland kan op een hectare een zonnepark worden gerealiseerd met een vermogen van 1,2 MWp. Panelen worden steeds efficiënter; niet lang geleden ging men uit van 1 MWp per hectare. Op basis van 950 vollasturen levert dit 1.140 MWh/jr. Veiligheidshalve gaan hier uit van 1000 MWh/jr per hectare of terwijl 1 GWh/jr per hectare.
De ambitie van 35 TWh/jr voor 2030 zal grofweg voor de helft uit zon en voor de helft uit wind bestaan. Uitgaande van 1 GWh/jr per hectare is 17.500 hectare nodig om 17,5 TWh/jr aan zonnestroom te produceren. We zien dat op dit moment ongeveer 7/8 van de totale, en ¾ van de grootschalige (>15kW) projecten, op daken wordt gerealiseerd. PBL bevestigt dit beeld (Enkel kijkend naar de grote vermogens zonnestroom, blijkt dat het aandeel van zon-op-dak (2.559 megawattpiek) ongeveer drie keer zo groot is als dat van zon-op-veld (894 megawattpiek)). Maar zelfs als we uitgaan van de helft op land, dan nog komen we niet verder dan 9.000 hectare (17,5 TWh/jr * 50% land * 1 GWh/jr per ha = 8.750 ha). Het ministerie gebruikte in een Kamerbrief in 2019 vergelijkbare getallen waarbij 0,7% van het landbouw areaal in 2030 als 50% op land zou komen en alles daarvan op landbouwgrond zou komen (!). Overigens: is 9.000 ha slechts 0,45% van het totale areaal aan landbouwgrond in Nederland (en niet 0,7%). Kortom, zelfs een ruime berekening komt niet verder dan 9.000 ha in 2030. Dat is heel wat anders dan de 45.000 ha uit het AD-artikel.
Historisch, tot nu gerealiseerd (bron: Nationaal Solar Trendrapport 2021)
GW (t/m 2020) | ||
huishoudelijk | 4,1 | 40% |
zakelijk dak | 4,4 | 43% |
grond | 1,7 | 17% |
totaal | 10,1 |
Projectie tot 2025 op basis van bewezen pijplijn (bronnen: CBS, RVO, CertiQ, bewerking door Holland Solar en gepubliceerd in European Market Outlook van Solar Power Europe)
GW (t/m 2025) | ||
huishoudelijk | 6,8 | 26% |
zakelijk dak | 12,3 | 47% |
grond | 7,2 | 27% |
totaal | 26,3 |
Bijgewerkt tot najaar 2020 (nog niet najaarsronde SDE 2020).
Windenergie:
Voor de volledigheid hier een toelichting hoe we op die 800 windmolens komen die erbij komen voor 2030. In het AD-artikel wordt gerekend met een vermogen van 3MW per molen, gaat men uit van de theoretische 50TWh én worden bestaande projecten niet meegenomen. Daardoor komt men op veel te hoge aantal windmolens die er nog bij gaan komen. Ruwweg zit het zo: we hebben nu 3534MW bestaand en 3092MW (bouw en/ of vergunning afgegeven) (bron: monitor Wind op Land 2019). Dat laatste komt neer op ca. 600 molens á 5 MW. Vanuit de RESsen zal er nog ongeveer 1000MW á 5MW dus 200 molens bijkomen. Dan hebben we het over 800 molens erbij in 2030. In de tussentijd worden honderden oude molens weggehaald. Die zijn veel kleiner dan de exemplaren die erbij komen.