Provincies zijn onmisbaar om de energietransitie te realiseren samen met gemeenten, bedrijven en burgers. De verkiezingen voor Provinciale Staten op 15 maart zijn dan ook cruciaal vindt Edward Stigter, gedeputeerde voor GroenLinks in Noord-Holland en IPO-bestuurder klimaat en energie. Want Nederland ligt niet op koers om de klimaatdoelen te halen. “Ik ben niet somber. De industrie, de burgers, medeoverheden, mobiliteit, landbouw: alles is in beweging. Maar het moet wel sneller.” Stigter wil naast wortels ook stokken inzetten. “Het is altijd populairder om met wortels te zwaaien. Dan doe je niemand pijn, maar beloon je wel het goede gedrag. Naast stimuleren en faciliteren is normering een waardevol instrument.” Trots is Stigter op de omslag in de havens. Hij noemt het Noordzeekanaalgebied nu nog de grootste fossiele opslagtank van Europa, maar het roer gaat om. “We krijgen in het gebied de grootste elektrolyser van Nederland.”
Wat doen provincies eigenlijk in de energietransitie?
“Ik trek hem even iets breder. Wat doen provincies überhaupt? Als ik moet uitleggen aan vrienden wat ik doe, dan is het niet altijd even helder. Iedereen kent de rijksoverheid en iedereen weet ongeveer wel wat gemeenten doen, maar provincies zijn wat onzichtbaarder. Wij zijn een middenbestuur, op regionaal schaalniveau, en spelen een belangrijke rol in vraagstukken die over gemeentegrenzen heen gaan, zoals de Regionale Energie Strategieën (de RES’en) en het uitbreiden en versterken van energie-infrastructuur. Naar mate vraagstukken dichter bij burgers komen, zijn de gemeenten de eerste overheid waar zij contact mee hebben.
De provincies vormen een brug. We hebben bijvoorbeeld allerlei subsidieregelingen waar gemeenten gebruik van kunnen maken voor het uitvoeren van duurzaamheidmaatregelen en -projecten. Wij helpen de gemeenten en zij blijven het loket voor de burger. We zijn daarnaast ook een belangrijke schakel tussen het rijk en gemeenten.”
Waar komt uw drive voor duurzaamheid vandaan?
“Ik ben geboren op een boerderij. Hierdoor was ik veel buiten en werd ik een echte buitenjongen. Dat is altijd zo gebleven. Ik fiets veel en heb een grote liefde voor de natuur. Ik heb milieukunde gestudeerd en ben actief geweest bij Milieudefensie. De natuur is kwetsbaar. Mensen kunnen voor zichzelf op komen, maar de natuur niet. Er is een overheid nodig om de natuur te beschermen.”
Waarom zijn de Provinciale statenverkiezingen op 15 maart 2023 juist nu belangrijk?
“Drie jaar geleden stond klimaat al hoog op de agenda. Dat resulteerde in de beste uitslag voor GroenLinks ooit. Nu zijn klimaat en energie nog pregnantere onderwerpen. Veel mensen ervaren klimaatverandering aan den lijve. Mensen voelen de droogte en de warmte, in eigen land en daarbuiten. Ze zien op vakantie in Italië een helemaal gele Povlakte bijvoorbeeld, waar normaal gesproken een rivier meandert. De oorlog in Oekraïne maakt duidelijk dat we voor onze energievoorziening niet afhankelijk willen zijn van andere landen en dat we van fossiele brandstoffen af willen.
We doen ons stinkende best om de klimaatdoelstellingen te halen, maar die halen we bij lange na nog niet. Op een dag als vandaag, met zon én wind, zijn we in staat om onze elektriciteitsbehoefte te dekken met zonne- en windparken. Dat had ik tien jaar geleden niet gedacht. Maar er zijn nog lastige keuzes te maken, ook bij de Statenverkiezingen. Hebben we meer zon en wind nodig? En waar kan dat het beste? Waar zetten we in op waterstof? Zijn er nog andere vormen van duurzame warmte die we kunnen inzetten? Wat gaan we nog meer doen aan de transitie in de industrie?”
Wat is de kracht van decentrale overheden in transitie-opgaven?
“Ik geloof er heilig in dat je als één overheid hierin moet fungeren. Het Rijk heeft het geld: €35 miljard voor klimaat. Maar Den Haag is te ver weg van waar het in de praktijk gebeurt. Decentrale overheden weten hoe de praktijk eruit ziet en kennen de lokale situatie. Zij zijn uitvoeringsgericht en staan dicht bij de praktijk. Decentrale overheden werken van nature veel integraler dan het Rijk. Die samenhangende benadering is nodig om de doelen te behalen en zorgt voor meer draagvlak. Maar lokale overheden kunnen het niet alleen.”
Welke parallellen ziet u tussen stikstof en klimaat?
“Europa is op allebei deze onderwerpen nodig geweest om de discussie in Nederland op scherp te krijgen. Zonder het Klimaatakkoord van Parijs en zonder de EU-regels over stikstof waren we niet waar we zijn. In beide gevallen willen we iets voorkomen, namelijk klimaatverandering en vernietiging van de natuur. Dat is best ingewikkeld voor inwoners. Klimaatverandering is heel abstract. Je grijpt direct in op levens van burgers, in hun portemonnee, met een vraagstuk waarvan het niet direct duidelijk is dat het een gevaar voor ze is. Over het stikstofprobleem hoor je ook ‘Het land en de bomen doen het toch goed? Dus wat is het probleem?’ ”
Op welke van uw successen van de afgelopen vier jaar bent u het meest trots?
“We hebben op heel veel terreinen grote stappen gezet. Kijk bijvoorbeeld naar de RES’en. In Noord-Holland hebben de provincie, gemeenten en waterschappen samen met de omgeving het hoogste bod voor opwek van zonne- en windenergie in 2030 opgesteld. En daar concrete zoekgebieden voor wind en zon voor aangewezen. De RES’sen zijn vorige zomer vastgesteld. Daar hebben duizenden mensen over meegepraat. Geweldig vind ik dat.
We hebben een heel participatietraject gekoppeld aan de RES. De komende jaren worden de zoekgebieden uitgewerkt tot concrete plannen voor zonne- en windparken. Ook daar gaan we natuurlijk heel uitvoerig over in gesprek met omwonenden en belangenorganisaties. Wat ik nu wel zie is dat de uitvoering hapert. De gemeenteraadsverkiezingen hebben daar niet bij geholpen. De nieuwe lichting raadsleden moet zich nog goed inwerken. Er is tekort aan arbeidskracht. En er is ook onduidelijkheid rondom de nieuwe landelijke windnormen. Maar er komt een moment dat het niet mogelijk is om je te verschuilen achter de windnormen. We moeten nu heel alert zijn of we tot tijdige uitvoering komen.
Ten tweede ben ik trots op wat er bereikt is met de industrie. In het Noordzeekanaalgebied zijn we, overheden en bedrijven samen, forse stappen aan het zetten. Het havenbedrijf, de gemeenten, provincie en Tata Steel zijn verenigd in een platform. Iedereen kent Groningen en Rotterdam als het gaat over waterstof. Maar in het Noordzeekanaalgebied krijgen we de grootste electrolyser-fabriek van Nederland! Het gaat nu echt lopen. Het belangrijkste wat we de afgelopen jaren geprobeerd hebben is om het kip-ei-verhaal te doorbreken. Bedrijven die willen overstappen op waterstof, die willen duidelijkheid over de verkrijgbaarheid. Die bedrijven moeten weten dat het waterstofaanbod er zal zijn. En de energiebedrijven willen weten of er een vraag naar waterstof zal zijn. Dat hebben we doorbroken. We laten bedrijven heel concreet aan geven wat ze gaan doen, ook op lange termijn. En andere bedrijven laten we aan geven waar ze toe in staat zijn.”
Is er meer nodig dan 35 TWh zon en wind op land?
“Het is prachtig dat de RES’en in Nederland op papier optellen tot 55TWh duurzaam op te wekken energie op land. Dat is veel hoger dan wat de afspraak in het Klimaatakkoord is, nl 35 TWh. Dus laten we op zijn minst afspreken om die 55 TWh met elkaar te gaan halen. Die RES’en worden opgesteld met democratisch draagvlak. Dus laten we ze uitvoeren.. Eerst was iedereen sceptisch over de RES’en. Maar we hebben laten zien dat ze leiden tot een hogere doelstelling, mét draagvlak. Ik denk dat we die werkwijze moeten vasthouden.”
Waar zou u in de komende periode harder aan willen trekken?
“De problemen met de energie- infrastructuur. De vraag naar elektriciteit in de industrie gaat vierenhalf keer over de kop in de komende jaren. En ook woningen gaan deels ‘all electric.’ Hetzelfde geldt voor de opkomst van laadinfrastructuur voor auto’s en bussen. Je ziet op de volle breedte dat de elektrificatie heel hard gaat en dat de uitvoering dat niet kan bijhouden. Op heel veel plekken kunnen daardoor nieuwe bedrijven niet aangesloten worden. Voor een aantal sectoren zal elektriciteit niet de oplossing zijn, met name daar waar veel kracht of warmte nodig is, bijvoorbeeld in de industrie of bij vervoer. Maar verder zie je overal elektrificatie. Het is een uitdaging om genoeg elektriciteit op te gaan wekken, en die elektriciteit te kunnen transporteren naar de gebruikers.
Dat raakt de industrie als eerste, die ook meer elektriciteit nodig heeft om te verduurzamen. Door de knelpunten op het elektriciteitsnet halen we de klimaatdoelen niet. Voorheen was de houding dat de infrastructuur er gewoon moest zijn. Nu is het tekort bepalend voor het tempo van de ambities. De mindset verandert hierin maar dat moet nog meer. De uitdaging is nu om vanuit het bestaande net het maximale eruit te halen. Je ziet dat het net theoretisch vol is, maar dat er in de praktijk wel ruimte is. Het vraagt om een creatieve en flexibele benadering. Samenwerking tussen bedrijven onderling en met netbedrijven maakt slimme oplossingen mogelijk.
Een voorbeeld van een creatieve oplossing is bedacht bij Schiphol. Er was een bedrijventerrein in ontwikkeling, dat niet kon worden aangesloten. Maar de netbeheerder wist van tevoren dat het terrein maar een fractie van het gebruik nodig zou hebben, omdat niet alle bedrijven tegelijk elektriciteit verbruiken. Toen is voorgesteld om een contract aan te gaan als bedrijventerrein, niet per bedrijf. Door continu te monitoren wordt gewaarborgd dat de aansluiting blijft leveren, waardoor het bedrijventerrein toch verder kon ontwikkelen. Bedrijven moesten wel het gebruik van eigen vaste contracten los laten. Niet ieder bedrijf was daar meteen enthousiast over, maar het is gelukt. En nu zie je steeds meer bedrijven aansluiten bij het collectief.”
Op Prinsjesdag constateerde het PBL dat er nog een flink gat zit tussen de verwachtingen van de CO2-uitstoot in 2030, met het geplande landelijke beleid, en de klimaatdoelen van de regering. Hoe kan dat gat gedicht worden?
“Wij hebben als provincie een CO2-impact analyse gemaakt, die binnenkort gepubliceerd wordt. Die laat hetzelfde patroon zien: we moeten in de volle breedte bij zetten om de doelen te halen. Ik ben niet somber als je ziet hoe het gaat in de industrie, de infrastructuur voor laden, en burgerinitiatieven. Alles is in beweging. Maar het moet wel sneller. Wat ook nodig is, zijn handjes en voeten. Zonder voldoende technische mensen kunnen we wel de ambities verhogen maar zijn die niet uitvoerbaar. Tegelijkertijd zie je de uitrol van wind op zee. We gaan van 3 á 4 GW naar 21 GW, en naar een doelstelling van 60 GW op de lange termijn. Dat vraagt ook om een enorme inspanning van provincies. Die energie moet op de één of andere manier aan land komen, en gedistribueerd en opgeslagen worden. Dat gaat impact hebben voor de kustprovincies: de aanlanding van wind op zee vraagt heel veel ruimte op land.“
Wat vindt u van de NVDE?
“Iedereen heeft een rol in de verduurzaming: overheden, burgers en bedrijven. Wat ik goed vind van de NVDE is hoe zij het belang van ondernemers vertegenwoordigt. Als regelgeving goed bedoeld is, maar bedrijven in de praktijk niet helpt, dan kan de NVDE dit helpen agenderen. De boodschap dat bedrijven nodig zijn om de klimaatambities uit te voeren, spreekt mij zeer aan. En wat ik mooi vind van de NVDE en ook van zijn voorzitter Olof van der Gaag als persoon, is dat zij deze boodschap op een positieve manier brengt, vanuit de mega-opgave waar we met zijn allen voor staan en vanuit wat zou kunnen helpen. Er wordt ook positief geuit wat goed gaat. Het positieve verbindt, dat is goed van de NVDE.
Verder ben ik ooit begonnen bij het ministerie van VROM op de duurzame omgeving en ik weet nog wel dat de sector heel versnipperd was. Wat ik fijn vind van de NVDE is dat zij het totale geluid van de sector laat horen, waardoor het verhaal meer leidend wordt.”
En waar zou de NVDE op moeten focussen in het komende jaar?
“Slimme netoplossingen en opslag hebben extra aandacht nodig de komende tijd. Dit wordt ook sterk gevoed door de knelpunten op het net, waardoor we meer gaan denken over het hele energiesysteem. Het is belangrijk dat we meer schakelen tussen energiebronnen, zoals zon en wind.
Ten tweede zie ik dat de warmtetransitie nog het meest zoekend is. De verwarming van woningen is een lastig onderdeel uit het Klimaatakkoord. Inwoners willen soms mee doen, maar vaak ook niet. Ik zie dat de NVDE daar nog wat minder zichtbaar is dan bij wind en zon.”
Welke rol ziet u voor normerende maatregelen, naast subsidie en beprijzen? Er worden een paar aanzetten genoemd in de aanbiedingsbrief van de Klimaatnota, onder andere een verplichting dat zakelijke auto’s vanaf 2025 zero emissie zijn. En het aanscherpen van de energiebesparingsplicht voor bedrijven. Gaat dit de goede kant op?
“Ja, het is altijd populairder om met wortels te zwaaien. Dan doe je niemand pijn, maar beloon je wel het goede gedrag. Maar ik ben voor een combinatie van wortels en stokken. Naast stimuleren en faciliteren is normering een waardevol instrument. Subsidies zijn vooral bedoeld om aan het begin koplopers de eerste stap te laten zetten. En daarna kan normeren juist helpen om het verder te brengen. Duidelijke normering waarin wordt uitgelegd welke norm wanneer bereikt moet zijn, maar niet hoe, maakt de markt creatiever, en effectiever. Zo bevatten de Bouwvoorschriften vroeger middelvoorschriften voor isolatie. Het loslaten daarvan en de invoering van de Energieprestatie Coëfficiënt heeft tot hele nieuwe oplossingen geleid.
Normering is dus een knop waar je aan kunt draaien en is een heldere methode. Maar het moet wel haalbaar zijn; je moet slim normeren. Dat geeft ook een ander resultaat dan de instelling ‘we kijken wel waar we uitkomen.’ “
Hoe blijft u optimistisch?
“Daar hoef ik niet zoveel moeite voor te doen, omdat er zoveel gebeurt. Ik zie ook vooral wat er goed gaat.”
Hoe duurzaam leeft u zelf?
“Ik probeer niet te vliegen. Dat lukt. Ik fiets als ‘fietsende gedeputeerde’ veel, zo vaak als het kan. En ik eet geen vlees. Ik probeer wat ik uitdraag professioneel ook toe te passen op mijn persoonlijke leven. We hebben dienstauto’s. Drie daarvan zijn elektrisch en twee hybride. Dat laatste heeft te maken met de afstand, de full electric komen niet ver genoeg. Het streven is dat bij de volgende aanschaf de auto’s allemaal full electric zijn.”