Met een verdubbeling van de elektriciteitsvraag moeten we volgens Marc Londo als de wiedeweerga aan de slag om het bijbehorende schone aanbod ook op tijd gerealiseerd te krijgen.
We hebben in 2030 mogelijk twee keer zoveel elektriciteit nodig als nu, bij een emissieruimte voor de sector die gehalveerd is ten opzichte van het Klimaatakkoord. Dat becijferde een werkgroep van het Uitvoeringsoverleg Elektriciteit van het Klimaatakkoord. Ook als we dat allemaal nog niet honderd procent zeker weten, hebben we geen jaren meer, maar moeten we de komende máánden al aan de slag om dat mogelijk te maken.
“Grote kans dat de elektriciteitsvraag stijgt richting de 200 TWh in 2030, bijna twee keer zoveel als nu”
Eerlijk is eerlijk: de ‘extra opgave’ liegt er niet om. Grote kans dat de elektriciteitsvraag stijgt richting de 200 TWh in 2030, bijna twee keer zoveel als nu en ook veel meer dan de 120 TWh waar ten tijde van het Klimaatakkoord mee is gerekend. Dat komt in de eerste plaats doordat in alle vraagsectoren elektrificatie een belangrijk onderdeel is van de mix aan verduurzamingsopties. Direct, via bijvoorbeeld warmtepompen, elektrische auto’s, en e-boilers, en indirect via groene waterstof. Het cijfer ligt ook zo hoog omdat sinds het Klimaatakkoord ons CO2-reductiedoel voor 2030 verder is verhoogd van 49% naar 55% (waarbij het beleid zelfs inzet op 60% omdat er altijd wel ergens wat tegenvalt). En tot slot leiden de voorstellen in het FitFor55-pakket voor groene waterstof in industrie en mobiliteit ook tot extra elektriciteitsvraag. Onzeker zijn de indicaties nog wel: Het beleidsinstrumentarium is voor de vraagsectoren nog niet uitgewerkt, en FitFor55 is zelfs nog maar een voorstel. Tegelijk zijn de hogere Europese doelstellingen uit REPowerEU voor energiebesparing en hernieuwbare energie in het rapport nog niet meegenomen, dus we kunnen deze ordegrootte maar beter serieus nemen. En als de ontwikkelingen ook maar een beetje deze kant uit gaan, moeten we als de wiedeweerga aan de slag om het bijbehorende schone elektriciteitsaanbod ook op tijd gerealiseerd te krijgen.
De werkgroep heeft dus ook gekeken naar manieren om extra aanbod van schone elektriciteit te realiseren. Dat ‘schoon’ is essentieel, omdat het Kabinet al heeft aangegeven dat voor de elektriciteitssector de CO2-emissies verder naar beneden moeten, met een minimum van 6,1 Mton als ‘indicatieve restemissie’. Dat is de helft van de 12,4 Mton waar bij het Klimaatakkoord mee is gerekend. De werkgroep heeft vijf routes verkend: meer wind op zee (in combinatie met offshore waterstofproductie; nog meer windenergie als stroom aan land brengen en in het net integreren gaat voor 2030 niet meer lukken), meer kleinschalige zonne-energie bij kleinverbruikers (de daken moeten sneller vol), meer ‘hernieuwbaar op land’; (de grotere wind- en zonprojecten), meer (CO2-vrije) regelbare productie en import van waterstof.
“Al met al is de boodschap eenvoudig: hou op met intellectuele discussies over kip-ei problemen”
U voelt wel aankomen dat ook in dit café geen gratis bier wordt getapt. Voor alle vijf de routes zijn op korte termijn acties nodig om tegen 2030 meer productie te krijgen. ‘Waterstof op zee’ bestaat nog helemaal niet, dus naast doelen en kavels zijn innovatie en een routekaart-benadering belangrijk. Voor zonne-energie op daken is het belangrijk de afbouw van de salderingsregeling uitvoerbaar te houden en de investering voldoende aantrekkelijk, met prikkels om daken echt vol te leggen. Bij hernieuwbaar op land bieden de RES’en voldoende mogelijkheden voor extra productie, maar is een hele waaier aan acties nodig om boven de eerder afgesproken 35 TWh uit te komen. Die acties gaan vooral over planologie, beter omgaan met het net, investeringszekerheid en communicatie. Voor CO2-vrije regelbare productie zijn een monitorings- en stimuleringskader nodig, liefst in (NoordWest-) Europees verband. En voor import van waterstof moeten vooral de bijbehorende aanbevelingen van het Nationaal Waterstofprogramma op dit onderwerp en de bijbehorende actielijst voortvarend worden opgepakt.
Maar belangrijker dan deze specifieke punten zijn de hoofdboodschappen. Ik licht er drie uit:
- Zet de komende tijd in op het versnellen van alle vijf routes om tot extra schone productie te komen. De opgave is zo groot dat we niets te kiezen hebben. En de tijd tot 2030 is te kort om eerst nog eens te wachten tot de vraagsectoren hun optelsommen beter gemaakt hebben. Voor een beetje investeerder is 2030 immers overmorgen. Wat niet wegneemt dat de vraagsectoren snel hun beleidsinstrumentatie verder moeten uitwerken. En daarbij zullen ze rekening moeten houden met een toenemende behoefte aan flexibiliteit en met beperkingen die het elektriciteitsnet stelt.
- Ontwikkel een monitoringssystematiek voor de ontwikkeling van vraag, aanbod en infrastructuur. Zodat voor iedereen duidelijk is waar het goed parallel loopt en wanneer er op één of meer onderdelen moet worden bijgetrokken. Ook het stimuleringsbeleid voor vraag en aanbod kan daar gebruik van maken om een tandje bij te zetten wanneer nodig, inclusief de ontwikkeling van flexibiliteit en infrastructuur.
- Last but not least: werk de consequenties voor de netinfrastructuur op korte termijn uit. De opgave is zo enorm dat we wezenlijk anders zullen moeten gaan werken om het net zoveel mogelijk te verzwaren, de infrastructuur zo efficiënt mogelijk te gebruiken en de transportbehoefte te beperken. Gelukkig hebben de netbeheerders in hun tegelijk gepubliceerde Quickscan Coalitieakkoord Energiesysteem daar al een goede voorzet voor gedaan.
Al met al is de boodschap eenvoudig: hou op met intellectuele discussies over kip-ei problemen. Net als de Castellers van Vilafranca hebben we een levende toren te bouwen die alleen houdt wanneer we van alle kanten tegelijk omhoogklimmen. Waarbij we onderling vertrouwen dat elk van ons dat doet. Ook in het energiesysteem zitten er al genoeg mensen ‘in’ de toren die merken als het scheef dreigt te gaan en dat liever niet laten gebeuren. En natuurlijk, dan wil ik er ook zo’n uitgelaten Catalaanse commentator bij.
Beeld: Castellers de Vilafranca
Deze column van Marc Londo (NVDE) werd op 27 juni gepubliceerd op Energiepodium