Gooi je ouwe schoenen niet weg voordat de nieuwe lekker zitten

19 juni 2024

Die dekselse PBL’ers toch. De meest recente verkenning naar een klimaatneutrale samenleving in 2050, van ons aller Planbureau voor de Leefomgeving, is weer een puik staaltje onderzoekswerk. Een degelijk en consistent rekenmodel, gevoed met technische en economische cijfers van ruim 150 schone technieken, waarvan de uitkomsten met nuance en kennis van zaken worden geduid: gelukkig het land met zo’n planbureau op energie- en klimaatgebied. Maar toch: volgens mij moeten we voorzichtig zijn om al te drieste besluiten voor de korte termijn op deze studie te baseren. 

Eerst een paar indrukken uit de studie over biogrondstoffen. Daarvoor zijn alle relevante toepassingen op hoofdlijnen meegenomen in de analyse, en dat is nieuw. Veel onderzoeken in het verleden focusten op het Nederlandse energiegebruik en keken niet of slechts oppervlakkig naar de enorme inzet van grondstoffen voor onze (nu nog petro)chemie en de productie van bunkerbrandstoffen voor de internationale scheep- en luchtvaart. Overigens ben ik van mening dat er best wel wat minder gevlogen mag worden.

Die uitbreiding toont zich in de resultaten: ervan uitgaand dat Nederland zijn internationale rol in chemie en bunkerbrandstoffen goeddeels handhaaft, zijn er flinke hoeveelheden biogrondstoffen en fossiele CO2 (in combinatie met groene waterstof) nodig om in de vraag te voorzien. Mede daardoor zijn de modelresultaten (met optimalisatie op laagste kosten) consistent met het SER-advies ‘Biomassa in balans’ uit 2020: zet biogrondstoffen in de eerste plaats in voor hoogwaardige toepassingen in de chemie en de brandstofproductie (hout als bouwmateriaal is in de PBL-verkenning niet uitgebreid bekeken). Inzet voor energie dient beperkt te blijven tot flexibele toepassingen, zoals pieklasteenheden voor warmtenetten. Fijn dus dat dat SER-advies wordt gestaafd met dit onderzoek. Toch?

Nou ja, er kriebelen wel een paar zaken. In de eerste plaats de blijvend sterke rol van chemie en brandstoffenproductie in Nederland. Dat is een startaanname in de studie, die bijvoorbeeld gestaafd kan worden met de analyse van het Sustainable Industry Lab (SIL) over de toekomst van onze industrie. Die concludeert dat juist ‘brandstoffen en chemie’ een goede positie hebben om hier te blijven. Tegelijk: De bijna 700 PJ aan energie voor binnenlands transport en bunkerfuels in de PBL-scenario’s lijkt wel hoger dan de indicatieve ‘halvering van de huidige productie’ die SIL noemt. Maar dat kan ook een scheve interpretatie van mij zijn.

In de tweede plaats: je moet toepassingen prioriteren als er schaarste is. Op hoeveel biogrondstoffen mag Nederland rekenen? Het principe ‘fair share’ is niet heel makkelijk concreet te maken, maar terecht behandelt PBL de biogrondstoffen voor ‘nationale’ consumptie in industrie, verkeer en elders anders dan de biogrondstoffen die worden gebruikt voor de bunkerfuels en de (exportgerichte) chemie. Als we internationale sectoren bedienen, mogen we daar ook wel internationale biomassa voor gebruiken, nietwaar? Tegelijk zit hier een discrepantie: waar bunkerbrandstoffen voor een aanzienlijk deel worden gebruikt voor intercontinentaal transport, rekent PBL bij de beschikbaarheid van biogrondstoffen alleen binnen Europa. Dat maakt het lastig om te duiden hoe schaars die biogrondstoffen nu werkelijk zijn. Voor mijn derde punt moet ik bekennen dat ik ouder word. In 2008 deed ik een EU-project naar de toekomstige rol van duurzame biobrandstoffen in transport. REFUEL heette het. Ook toen was duidelijk dat het grote volume zou moeten komen van geavanceerde brandstoffen uit ‘lignocellulose’ grondstoffen, oftewel houtachtig materiaal, stro en andere biomassa die mensen en dieren niet eten. Als in een soort ‘then a miracle occurs’ schatten we toen in dat er vóór 2015 sprake zou zijn van een substantiële groei van dit soort productie, via vergassingstechnieken en enzymatische afbraak van cellulose in suikers. Ik heb het plaatje uit het eindrapport (een “Roadmap”, uiteraard) er maar weer eens bij gepakt. Allemaal verstandige opmerkingen over de benodigde ontwikkelingen door de hele keten heen. Maar intussen wil het met die geavanceerde biobrandstoffen nog steeds maar niet lukken. Is dat nou omdat de vraag tot nu toe nog niet zeker genoeg is, of hebben we hier gewoon te maken met hele lastige technologieën? Ik moet eerlijk gezegd nog zien dat we die fabrieken gerealiseerd krijgen op de schaal (en tegen de kosten) waar PBL mee rekent.

Bron: Eyes on the track, Mind on the horizon; From inconvenient rapeseed to clean wood: A European road map for biofuels. REFUEL-project, Maart 2008.

Wat betekent dit nu voor de duiding van de PBL-verkenning? Nou gewoon, binnen de scope en aannames blijft het een uitstekende studie. Maar onverlet blijft dat we richting 2050 nog grote onzekerheden hebben. Dat maakt dat ik wat terughoudend ben om op basis van deze studie technieken uit te sluiten. Wat dat betreft is het opvallend dat het nieuwe kabinet heel duidelijk kiest om verder te gaan met de voorbereidingen voor nieuwe kernenergie in Nederland, en tegelijk de deur lijkt dicht te gooien voor elektriciteit uit biomassa in combinatie met CCS (BECCS). Ik zou voor beide opties stellen dat het geen uitgemaakte zaak is dat we ze in Nederland nodig zullen hebben; er zijn genoeg scenariostudies die aangeven dat we zonder kunnen. Maar gegeven de grootte van de klimaatopgave en de onzekerheden in de toekomst vind ik het riskant om nu al technieken uit te sluiten.

Misschien is het grootste verschil dan ook dat we met kernenergie de relatieve luxe hebben dat de voorbereidingen nog jarenlang vooral uit papierwerk zullen bestaan. Dat kost niet de wereld. Terwijl bedrijven met een kolen-biomassacentrale binnen een paar jaar voor de keuze staan of ze die gaan herontwikkelen tot een flexibele biomassa-eenheid (met CCS), of uit elkaar gaan schroeven. In dat laatste geval is de kans om hiermee CO2 te reduceren weg, terwijl onze emissies zo snel mogelijk omlaag moeten. Ook als die centrales niet meer zouden passen in het beeld voor 2050: op korte termijn kunnen dat soort installaties de schone stroom produceren die kernenergie nog niet levert, gebruik makend van de biogrondstoffen die geavanceerde biobrandstoffen en chemie nog niet op die schaal nodig hebben. Kort en goed: Tijdelijk duurzame biomassa verstoken is op korte termijn minstens zo productief als papier volschrijven over kernenergie. Gooi je ouwe schoenen niet weg voordat de nieuwe lekker zitten.

Deze blog is geschreven door Marc Londo, inhoudelijk directeur NVDE en op 19 juni gepubliceerd op Biomassafeiten


Misschien ook interessant

Jilles van den Beukel (Haags Centrum voor Strategische Studies): “Snelle vergunningverlening en consistent beleid voorwaarden voor de Europese energietransitie”

Jilles van den Beukel (Haags Centrum voor Strategische Studies): “Snelle vergunningverlening en consistent beleid voorwaarden voor de Europese energietransitie”