Heleen de Coninck, TU Eindhoven: Industrie nú verduurzamen, maar wel samen met omwonenden

15 april 2021

Als Costa Rica of Shell gaan veranderen, kan dat het begin zijn van structurele systeemveranderingen. Heleen de Coninck heeft er haar hoop op gevestigd. “Als alles tegelijkertijd gaat bewegen, kunnen we een versnelling in de transitie krijgen.” Ze pleit voor rechtvaardige transities, ook internationaal. “Met alleen een verhaal over ‘groen is mooi’, doe je een land als Polen geen plezier.” De Coninck is hoogleraar socio-technische innovatie en klimaatverandering aan de TU Eindhoven en medeauteur van diverse rapporten van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change). In 2018 was ze één van de hoofdauteurs van het baanbrekende IPCC-rapport over het opwarmen van de aarde met anderhalve graad. Ze vindt dat industrieclusters zoals Chemelot en IJmuiden samen met omwonenden moeten bepalen hoe ze gaan verduurzamen, bijvoorbeeld via burgerpanels. “Als ik dit zeg, zit iedereen braaf te knikken. Maar in de praktijk gebeurt het veel te weinig. De NVDE kan daarbij helpen.”

U bent nu weer hoofdauteur bij het IPCC, voor het Zesde Assessment Rapport dat in 2022 uit moet komen. Wat houdt uw dagelijkse werk daarvoor in?
“De basis van het werk in IPCC-rapporten is dat groepen wetenschappers samen de wetenschappelijke literatuur over klimaatverandering structureren en samenvatten, en commentaren op conceptversies verwerken. De coronacrisis heeft ervoor gezorgd dat het rapport flinke vertraging heeft opgelopen. Vanwege de pandemie kunnen de tweehonderd wetenschappers niet meer in persoon samen kunnen komen. Afstemmen binnen mijn hoofdstuk, en tussen de 17 andere hoofdstukken, gaat een stuk moeizamer nu alles online moet, niet in de laatste plaats vanwege de tijdsverschillen. Tussen de auteurs in Amerika en in Japan heb je slechts een paar uur overlap.
We hebben de afgelopen paar maanden feedback opgehaald bij experts en overheden over onze tweede conceptversie. Alle ontvangen opmerkingen moet we nu één voor één gaan beantwoorden en verwerken. Als alles vanaf nu volgens plan verloopt, kunnen we het rapport in maart 2022 publiceren. Ruwweg vanaf die tijd moeten landen hun actieplannen inclusief eventuele reductiedoelstellingen voor het Parijsakkoord indienen bij de UNFCCC en we hopen daar nog een positieve invloed op te kunnen hebben.”

Hoe kijkt u terug op ‘Parijs’ en de ontwikkelingen die daarna hebben plaatsgevonden?
“’Parijs’ was een enorm belangrijk moment, ook al is het verdrag zelf zo zacht als wat. Alle landen zijn het eens geworden over een temperatuurlimiet en een manier om daar naartoe te werken. In het toenmalige politieke klimaat was het Akkoord van Parijs denk ik ook het maximaal haalbare. Gelukkig heeft het ook een duidelijk effect! In de klimaatdoelen die nu wereldwijd worden aangekondigd, zie je dat de politieke bereidheid tot klimaatactie groeit. Overigens komt dat ook door klimatologische en technologische ontwikkelingen: de ernst van klimaatverandering is nu veel zichtbaarder, en de kosten van hernieuwbare energie dalen razendsnel. Vóór Parijs waren de doelstellingen die bijvoorbeeld China zichzelf nu stelt ondenkbaar geweest.”

Begin maart zei het KNMI dat de wereld mogelijk al over negen jaar gemiddeld anderhalve graad warmer is. Hoe kijkt u daar tegenaan?
“De aankondiging van het KNMI is in lijn met de resultaten van het ‘anderhalve graad’-rapport van het IPCC uit 2018. KNMI heeft hier opnieuw de aandacht op gevestigd. Het is belangrijk en je moet ergens de grens stellen, maar eigenlijk is die anderhalve graad natuurlijk een vrij arbitrair getal. Het is niet zo dat de rampspoed ineens losbarst zodra we de anderhalve graad wereldgemiddeld overschrijden; klimaatverandering is nu al aan de gang. Maar 1,6 graad is erger dan 1,5. Het IPCC-rapport toont aan dat de halve graad stijging tussen 1,5 en 2 leidt tot relatief meer schade dan de halve graad tussen 1 en 1,5. Je zou dus kunnen zeggen dat de impact van een hogere temperatuur steeds groter wordt.”

Veel steden, landen en bedrijven zetten recentelijk grote stappen wat betreft klimaatbeleid. Hoe zorgen we dat die snel genoeg navolging krijgen?
“Daarvoor zijn internationale klimaatonderhandelingen cruciaal. Een land als Costa Rica doet het goed vanwege belangrijke voordelen zoals een overvloed aan waterkracht en duurzaam toerisme. Op internationaal niveau kunnen andere landen hier niet alleen van leren, maar er ook op inspelen. Alles hangt met alles samen. Een bedrijf als Shell kan niet verduurzamen zonder de aandeelhouders. Bedrijven moeten lef hebben en aandeelhouders en investeerders moeten voor de troepen uit gaan lopen. Zo veranderen we binnen systemen niches en die kunnen zich dan gaan uitbreiden. Als alles tegelijkertijd gaat bewegen, kunnen we een versnelling in de transitie krijgen.”

Welke ontwikkelingen of issues ziet u prominent in het mondiale klimaatdossier maar juist weinig in de politieke discussies in Nederland?
“We hebben het in Nederland te weinig over (internationale) duurzame ontwikkeling. Het is cruciaal dat de ontwikkelingspaden worden omgebogen. Hoe zorgen we ervoor dat armere landen zich kunnen ontwikkelen en tegelijkertijd emissies kunnen reduceren? In Nederland zijn we vooral op onze eigen postzegel gericht, terwijl we een grote CO2-footprint in het buitenland hebben. We financieren ontwikkelingen in andere landen die veel ‘grijzer’ zijn dan wat we in Nederland zelf doen. Ook onze consumptie draagt hieraan bij, daarvoor zijn de normen slapper dan voor de productie in eigen land. We zijn nog relatief blind voor de gevolgen van ons handelen elders. In veel van deze landen staan ze voor veel grotere uitdagingen dan wij in Nederland.”

De EU wil graag leidend zijn in het mondiale klimaatbeleid. In hoeverre lukt dat?
“Sinds de huidige EU-Commissie laat de Europese Unie nog meer ambitie zien dan eerder, en toen liep de EU al voorop. Aan de implementatiekant zie je helaas problemen opduiken. Het is zaak om die problemen snel te detecteren en aan te pakken. Zo is het belangrijk dat de transitie eerlijk is voor armere lidstaten. Een land als Polen heeft in het huidige systeem veel te verliezen. Kolen zijn een belangrijk deel van verwarming, elektriciteit en zelfs identiteit, en er is veel armoede. Met alleen een verhaal over “groen is mooi” doe je hen geen plezier. Die energietransitie moet ook daar van iedereen worden, anders is het niet eerlijk. Op internationaal niveau heeft de Europese Unie veel hoop geboden door zich als eerste aan ‘net zero’ te committeren en voorop te durven lopen.”

Hoe kijkt u aan tegen de vertaling van het 55% reductiedoel uit de Green Deal naar Nederland?
“Het reductiedoel van 49 procent was al een uitdaging, dus 55 procent nog meer. Om dit doel te behalen, zullen we ons naast specifiek beleid meer moeten gaan focussen op de onderliggende processen. De Klimaat- en Energieverkenning van het PBL gaat tot nu over een lijst ‘doorrekenbare’ maatregelen uit het Klimaatakkoord en wat die voor effect zullen hebben. We zullen echter ook de voortgang van de benodigde systeemveranderingen in energie, voedselsystemen, industrie, mobiliteit en gebouwde omgeving moeten gaan monitoren. Deze veranderingen zijn moeilijk te kwantificeren, maar ook hiervoor zit bij het PBL veel expertise. Een CO2-reductie van 55 procent is alleen te halen als systeemtransities kunnen worden versneld.”

Wat vindt u van de NVDE?
“Ik vind het geweldig hoe de NVDE zich ontwikkeld heeft van een miniclubje naar een speler van betekenis. En dat heel snel!”

Driekwart jaar geleden was uw verhaal bij de NVDE-ronde tafelgesprekken met Koning Willem-Alexander zowel alarmerend als activerend. Hoe doet u dat?
“Ja… We moeten echt iets gaan doen! Ik vertel gewoon het verhaal van het anderhalve-graad rapport. We zitten al op 1 graad opwarming en tussen 2030 en 2040 gaan we over de 1,5 graad heen. Onze uitstoot van broeikasgassen moet scherp naar beneden om dit proces te vertragen. Ik geloof dat het nog kan. Als het lukt, levert het ons veel op. Dit duldt geen uitstel.”

De Tweede Kamerverkiezingen zijn net achter de rug. Was klimaat, ondanks corona, in uw ogen een belangrijk verkiezingsthema?
“Ik dacht zelf van wel, maar op Twitter zag ik dat het thema klimaat helemaal niet zo hoog stond in de prioriteitenlijst van de kiezer. Het deed me weer beseffen dat ik duidelijk in een klimaatbubbel leef. Het stelde me wel teleur dat het thema in een aantal verkiezingsdebatten werd platgeslagen tot de vraag of we wel of geen kernenergie willen. Dat is een redelijke vraag, maar representeert slechts een klein deel van de vragen die we ons moeten stellen. En het is zeker niet de belangrijkste. Wat voor land willen we in 2050? Hoe leven we dan? Hoe verdienen we ons geld? Dat zijn de vragen waar we het in verkiezingsdebatten over zouden moeten hebben. Dit is de laatste formatie waarin we het nog op tijd voor de 1,5 graaddoelstelling kunnen veranderen.”

Wat moet een nieuw kabinet als eerste doen om de 1,5-gradendoelstelling te halen?
“Sorry hoor, maar ik heb een hekel aan dit soort vragen. Het probleem is dat er nog zovéél moet gebeuren. Als ik maar één ding noem, lijkt het alsof de rest niet belangrijk is. We moeten ons meer gaan focussen op systeemdenken; steden moeten klimaatweerbaar worden; onze uitstoot moet in twintig tot dertig jaar naar nul; de industrie moet binnen dertig jaar CO2-neutraal worden; de landbouw moet CO2 gaan opnemen; voedselsystemen moeten veranderen; we moeten overstappen op hernieuwbare energie; we moeten anders gaan reizen. Het roer moet overal om! Klimaat raakt aan alles wat we doen.”

De NVDE liet onlangs de Klimaatwijzer maken, om aan beleidsmakers te laten zien dat er veel verschillende technieken nodig zijn om de doelen te halen. Iedereen kan ermee aan de knoppen van het klimaatbeleid draaien. Lijkt u dit nuttig?
“Het is echt een probleem dat er bezwaren zijn tegen alle verschillende opties. Geen enkele optie is perfect en dat moeten we accepteren. Nu worden alle opties één voor één uitgesloten, van biomassa tot wind op land en van energiebesparing en consuminderen tot vegaburgers. Als we alle opties blijven afschieten, rest ons nog maar één ding: we halen de klimaatdoelen niet en zeggen: na ons de zondvloed.
De Klimaatwijzer draagt bij aan informatievoorziening. Dat is belangrijk, maar niet genoeg. Allerlei onderzoek toont dat aan. Ik ben persoonlijk geen fan van dingen doen ‘omdat er draagvlak moet zijn’, alsof het een moetje is. Als je oprecht de transitie van iedereen wil maken, zou het vanzelf moeten spreken dat mensen een stem hebben.

Hoe doen we dat: mensen een stem geven?
Kijk bijvoorbeeld naar Chemelot en Tata. De mensen rondom die fabrieken zijn de vervuiling zat. Die industriecomplexen gaan een transitie in, maar betrekken de omwonenden pas als ze zelf de beslissing al genomen hebben. Van de wet hoeft er pas een milieueffectrapportage en daarmee consultatie of inspraak van belanghebbenden te komen als er bij wijze van spreken een CO2-pijpleiding wordt gelegd. Dan is het al te laat, omdat mensen -terecht- voelen dat ze voor een voldongen feit worden gesteld en geen echte invloed meer hebben.
Ik pleit ervoor om met industrieclusters en omwonenden een traject over het strategisch niveau van de industrietransitie in te gaan onder leiding van onafhankelijke begeleiders met burgerpanels of vergelijkbare instrumenten, waarin de overheid en scherpe klimaatdoelstellingen de kaders scheppen. Dat biedt ook nog eens de kans om de band tussen de industrie en omwonenden te verbeteren. De NVDE, die steeds meer te maken heeft met de energie-intensieve industrie, kan een rol spelen in het tot stand brengen van inspraak in de verduurzaming van de industrie. Iedereen zit altijd braaf te knikken als ik dit bepleit, maar in de praktijk gebeurt het niet.”

U legt in elk interview uit dat u niet optimistisch of pessimistisch bent, maar hoopvol. Lukt het voldoende om mensen daarin mee te krijgen?
“Ik ben hierin geïnspireerd door Christiana Figueres, directeur van het VN Klimaatsecretariaat en een van de sleutelpersonen rondom het Akkoord van Parijs. In haar boek The Future we Choose schrijft Figueres dat hoop een vereiste is voor het oplossen van het klimaatprobleem. Pessimistisch zijn resulteert in fatalisme, en dat helpt niemand. En optimistisch zijn, getuigt van weinig realisme. Na de COP in Kopenhagen was iedereen pessimistisch. Maar dat kan niet, zei Figueres: ‘als ik er al niet in geloof, lukt het zeker niet.’ Het verleden kunnen we niet meer beïnvloeden, maar de toekomst kunnen we nog wel veranderen.


Misschien ook interessant

Jilles van den Beukel (Haags Centrum voor Strategische Studies): “Snelle vergunningverlening en consistent beleid voorwaarden voor de Europese energietransitie”

Jilles van den Beukel (Haags Centrum voor Strategische Studies): “Snelle vergunningverlening en consistent beleid voorwaarden voor de Europese energietransitie”