Zonneweides met windmolens, met schapen eronder, stelt Jessica van Eijs (lid van de Tweede Kamer voor D66) zich voor in haar ideale Nederlandse landschap. Er moeten flink veel huizen gebouwd worden, maar wel gasloos, energiezuinig en circulair. Regelgeving kan dat versnellen, vindt ze. Bij het inrichten van het landschap is een grotere rol van het Rijk nodig, zegt ze, ook op energiegebied. En nu we de economie opnieuw op moeten bouwen na de coronacrisis, moeten er duurzame voorwaarden gesteld worden aan steun, want “het is logisch dat je de bouwtekening van de toekomst gebruikt en niet die van een middeleeuws kasteel”.
Hoe gaat het bij u, doorwerken in coronatijd?
“Ik ben sinds een paar weken weer af en toe op kantoor in Den Haag. Ik ben ziek geweest; nee, ik weet niet of het corona was. Dus ik was vanaf 6 maart al in quarantaine. Het is vreemd allemaal. In de politiek zijn sommige dingen op een zijspoor gezet. Ik vind het belangrijk dat issues waar een lange adem voor nodig is, zoals de energietransitie en stikstof, niet achterop raken.”
Hoe kunnen we met een groen herstel uit de coronacrisis komen?
“Een aantal collega’s noemde al de mogelijkheid om voorwaarden te verbinden aan steun. We willen naar een duurzame economie, en uiteindelijk zelfs een circulaire. Dan is het logisch dat je de bouwtekening van de toekomst gebruikt en niet die van een middeleeuws kasteel, als je dingen opnieuw op moet bouwen. Er hoeft geen tegenstelling te zijn tussen duurzaamheid en economie.”
Welke effecten heeft de coronacrisis op het verduurzamen van de gebouwde omgeving?
“Het is positief dat er bij velen meer aandacht is voor duurzaamheid en klimaatverandering. Het besef groeit dat we er zelf wat aan kunnen doen. Tegelijk zijn mensen onzeker, bijvoorbeeld over hoe lang de crisis gaat duren. Velen stellen verduurzaming van hun huis uit. We moeten hen helpen, zoals we dat ook al moesten doen voor de coronacrisis. Ik wilde bijvoorbeeld bij mij thuis de spouwmuren isoleren. Het viel niet mee om iemand te vinden die kon beoordelen of de spouw geschikt was. Mensen haken af als het te moeilijk is. Het zou goed zijn om mensen te ontzorgen en om het betaalbaarder te maken. Dat je isolatie binnen vijf jaar terugverdient, is een vrij abstract gegeven. Er komen andere dingen langs die dringender lijken. Maar als je ziet dat de energiemeter van je buren terugloopt doordat zij zonnepanelen hebben, dan heb je best kans dat jij ze ook wil, maar dan twee extra. Het wordt laagdrempeliger als je iemand kent die maatregelen heeft genomen. Ik ben ervan overtuigd dat mensen niet ongenegen zijn.”
Wat zijn uw belangrijkste prioriteiten?
“We moeten meer woningen bouwen. Er is een enorm woningtekort; ik kan er niks anders van maken. Gasloos bouwen zou vanzelfsprekend moeten zijn. Ik ben kritisch op warmtenetten met hoge temperatuur. Die zijn niet toekomstbestendig. Laten we huizen bouwen die klaar zijn voor de toekomst: goed geïsoleerd, met slimme energiegrids en aangesloten op goed openbaar vervoer. De BENG-eisen zijn niet zo streng geworden als ik had gehoopt. Die wil ik graag aanscherpen zodra dat kan. Elke woning die nu niet energieoptimaal gebouwd wordt, moet over vijftien jaar weer aangepast worden. Dat is zonde.”
Het argument om nog niet gasloos te bouwen, is dat het te duur zou zijn. Maar gemeentes moeten het tot de nieuwe norm maken. Dan wordt het goedkoper. Hetzelfde geldt voor circulair en aanpasbaar bouwen. Daar heb ik flink op geduwd. Een woning gaat wel honderd jaar mee, terwijl de techniek erin maar tien tot vijftien jaar meegaat. Het duurzame alternatief moet je makkelijk kunnen aanbrengen. Technieken kunnen veranderen. Nu moet je voor het aanleggen van vloerverwarming je huis half slopen. Laten we verder vooruitkijken.”
En wat moet een volgend kabinet absoluut wel en absoluut niet doen?
“Er moeten energiezuinige, circulaire, aanpasbare woningen gebouwd worden. Gasloos bouwen kon technisch ook al tijden, maar gebeurde lange tijd nog nauwelijks. Als de regelgeving erin mee gaat, dan kan zoiets groeien. En wat het volgende kabinet vooral niet moet doen? Alles bij het oude laten. We hebben 95.000 woningen per jaar erbij nodig. Vorig jaar kwamen er 71.000 bij. Er moet nog een kwart er bovenop. En dan hebben we het nog niet over verduurzaming van de bestaande bouw. Met business as usual kom je er echt niet.”
Wat vindt u van de NVDE?
“We krijgen altijd mooie position papers. De NVDE is behulpzaam. Het is goed dat ze de breedte van de branche vertegenwoordigt. Daardoor kunnen sectoren ook onderling kennis delen. We moeten niet meer de verwarmingssector en de elektriciteitssector en anderen apart bekijken, maar gaan over sectoren heen kijken. Het werkt net als in een huis: er zit een installatie in en hij zit vast aan het net: we moeten oplossingen integraler bekijken. Het is goed als bedrijven met dezelfde visie hun kennis delen.”
Welke rol zou de NVDE nog meer dan nu op zich kunnen nemen?
“Voor gewone bewoners is het moeilijk om je weg te vinden, om betrouwbare informatie te krijgen. Ik weet niet of de NVDE er direct voor geschikt is, maar desnoods kan ze samen met andere organisaties bijdragen aan het helpen van bewoners. Je hoort bijvoorbeeld af en toe verhalen dat mensen een warmtepomp hebben genomen en nu zoveel elektriciteit gebruiken. Dan denk ik, ja, die woning is ook niet geschikt. Je kan een ketel niet zomaar vervangen door een warmtepomp. Je kan ook niet zeggen: iedereen zonnepanelen op het dak, want dan moet het net aangepast worden. Het zou nuttig zijn als de NVDE de kennis vanuit haar brede achterban inzet om consumenten betrouwbare informatie te geven.”
Stel u fietst door uw op ideale wijze ingerichte Nederland. Wat ziet u?
“Het is er groen en er is veel open ruimte. Nederland is een druk land. We zien het ook aan de problemen met stikstof. ‘Niet alles kan’ was de titel van een rapport daarover. Dat vind ik een prachtige titel. Mensen ontdekken nu in coronatijd dat ze met een half uur fietsen in de natuur zijn. Laten we dat zo houden. Er moet echte natuur zijn. Andere dingen moeten we clusteren, door de ruimte intensief te gebruiken, te verdichten, zonnepanelen op daken te leggen, of groene daken te maken, of zelfs daar bovenop weer zonnepanelen. Ik zie zonneweides met windmolens voor me, met schapen eronder. Meervoudig ruimtegebruik heeft de toekomst. We hebben ook hittestress in steden. We kunnen opgaves verbinden, zoals dat in beleidstermen heet. We hebben nieuwe woonwijken nodig. Als je 95.000 woningen bouwt, kunnen die niet allemaal in hartje Utrecht en Amsterdam komen. We kunnen inefficiënte bedrijventerreinen omvormen tot woongebieden. Er zijn daar prachtige plekken voor, bijvoorbeeld langs kanalen. Ik zie een druk soort bijenkorf voor me, maar ook met enorm veel groen, ruimte voor beestjes en meer ruimte voor het openbaar vervoer, zodat je minder asfalt en blik op straat hebt. Openbaar vervoer is op uitbreidingslocaties soms moeilijk. Verdichten helpt het OV aan voldoende passagiers. Steden moeten wel leefbaar zijn. In megasteden in Azië zie je geen daktuinen en groene muren meer.”
Wat verwacht u van de Nationale Omgevingsvisie?
“In het voortraject was het moeilijk om keuzes te maken, bijvoorbeeld over de vraag hoe gewenst zonneweides zijn. Op distributiecentra moeten we kritischer zijn. De discussie loopt nog wel of je uitbreidingslocaties op hoger schaalniveau moet aanwijzen. We moeten scherpere keuzes maken over hoe de energietransitie qua ruimtegebruik in ons landschap past. In vorige besprekingen in de Kamer bleek dat niet alles kan. Als politiek moet je kunnen zeggen dat je geen distributiecentra meer wilt. We moeten hardere uitspraken gaan doen. Aan de andere kant is steeds de vraag hoe precies je het kunt tekenen op de kaart. Hier vanuit Den Haag kan ik niet op de kaart tekenen waar windmolens of een woonwijk moeten komen. Het beslisproces moet op het juiste schaalniveau plaatsvinden. Landelijk moeten we kijken of we uitkomen. Bij wonen hebben we niet gekeken of al die plannen optellen tot 95 000 nieuwe woningen. Op sommige plekken zullen er te weinig of te veel komen.”
Hoe ziet een ideale belangenafweging bij de inrichting van Nederland eruit?
“Van onder naar boven. We hebben het Klimaatakkoord dus we moeten genoeg eigen energie opwekken. Dat is een redelijk hard kader. Het is een belangenafweging, of een zonneweide echt nodig is of een landbouwgebied. Je moet hard voldoen aan het Parijs-akkoord. Het is lastig om te zeggen dat er een rangorde is. Het is een ingewikkelde puzzel. Robuuste natuur is goed, dan is er meer mogelijk met stikstof. Combinaties kunnen vaak, maar niet altijd. De landbouw kunnen we extensiever maken. Je hoeft niet per se twee keer zoveel ruimte te hebben daarvoor. Met de helft van het aantal dieren, kun je ook een goede boterham verdienen. Door kringlooplandbouw. Het doel moet zijn dat we eten produceren, onder andere voor onszelf, en een boterham verdienen. We hoeven niet per se de tweede landbouwproducent ter wereld te zijn.”
Wat vindt u van de taak- en rolverdeling tussen Rijk en decentrale overheden bij de keuzes over de inrichting van Nederland?
“Dat is een moeilijke. We moeten niet terug naar het Rijk dat beslist. Mensen pikken dat niet. Dat hebben we gezien met de windmolens in Drenthe. Dat leverde zoveel weerstand op dat je daarna niks meer voor elkaar krijgt. Er moet samenwerking zijn tussen de bestuurslagen. Het Rijk kan de strenge instantie zijn, die bekijkt of er zo wel genoeg duurzame energie en woningen komen. Te lang was het Rijk te afwachtend. Dit kan ook met uitgestoken hand; we kunnen het makkelijker maken voor lagere overheden. Het kan met de wortel, niet met de stok. Maar een grotere rol van het Rijk is nodig, ook op energiegebied. Als één provincie zijn best doet met duurzame energie, is het aan het Rijk om te zorgen dat ook de anderen dat doen, naar vermogen en draagkracht.”
Hoe ziet u de combinatie meer bouwen en verduurzamen?
“Dat is een uitdaging. Het kan niet op de ouderwetse manier. Ik vind de renovatieversneller, interessant, daardoor kun je grootschaliger en daardoor slimmer verduurzamen. Je kan een jas om zo’n woning heen bouwen. Voor woningen die niet monumentaal zijn, uit de jaren zestig bijvoorbeeld, kun je dat meer seriematig doen. Het is broodnodig om tot versnelling te komen.
Bouwen met hout biedt ook kansen. Het is een echt duurzaam, circulair materiaal. Al moet je natuurlijk niet alles kappen. Beton en staal zijn milieubelastend. In hout bouw je ook anders. Houten materialen gaan heel lang mee en je kan onderdelen hergebruiken. Woningcorporaties wilden lange tijd alleen kunststof, want dat hoef je niet te schilderen. Maar je kunt het ook niet repareren. Als een kunststof kozijn beschadigd is, kun je er niks meer mee. In hout wel, daar kun je een stukje tussen zetten. Goed onderhoud is wel belangrijk.”
U vindt isoleren heel belangrijk. Hoe trekken we mensen over de streep?
“We moeten het makkelijker maken. Dat heb ik persoonlijk ervaren. Het is niet meer de kostprijs; het is niet meer te duur. We moeten in subsidies er meer rekening mee houden dat mensen hun huis in stappen willen verduurzamen. Mensen willen aansluiten bij een natuurlijk moment. Verbouwen om te verduurzamen is een grote stap. Maar verduurzaming meenemen in een verbouwing die je toch al wilde doen, gaat makkelijker.”
Hoe duurzaam woont en reist u zelf?
“Afgelopen zomer heb ik de vloer, die rot was, geïsoleerd en vloerverwarming aangelegd. De rest is nog op 1953-niveau. Ik scheid de afvalstromen behoorlijk strikt thuis. Ik hoop dat anderen dat ook doen, al is het soms moeilijk. Keramiek mag niet bij glas bijvoorbeeld; dat weet niet iedereen. Ik heb groene stroom en gas, al tien jaar. Ik rijd in een hybride auto. Ik vlieg vrij weinig. In de afgelopen drie jaar ben ik één keer naar Barcelona geweest. Ik houd er rekening mee. Ik heb een appartement in Den Haag, want het is twee uur en een kwartier reizen naar Eindhoven, dat kan niet elke dag. Ik probeer met de trein te gaan. Dat vind ik ook heel fijn, maar nu ga ik door corona met de auto. Eén van mijn goede voornemens dit jaar was om meer met het OV of met de fiets te reizen.”