De NVDE is blij met de scenario’s die de netbeheerders gaan gebruiken voor hun investeringsplannen van 2024. Het is van groot belang dat de juiste klimaatdoelen worden verwerkt in de scenario’s, omdat het realiseren van voldoende energie-infrastructuur een harde randvoorwaarde is om deze doelen te halen. Het is dan ook goed om te zien dat alle scenario’s voldoen aan ten minste de 55% CO2-reductiedoelstelling voor 2030. Deze scenario’s kunnen ook gebruikt worden als input voor het IBO-traject om het resterende gat in de klimaatdoelen te dichten met concrete maatregelen.
Ook de nieuwe manier waarop de netbeheerders deze scenario’s hebben gemaakt, vindt de NVDE reden voor een compliment. Er was veel meer ruimte voor goede inhoudelijke gesprekken tussen netbeheerders en de marktpartijen die deze netten gebruiken. Dat heeft geleid tot betere en wijder geaccepteerde scenario’s. Voor de doorvertaling van de scenario’s naar investeringsplannen roept NVDE de netbeheerders op om het gat tussen haalbare en benodigde investeringen zichtbaar te maken, om scherp te krijgen welk gat gedicht moet worden.
Het is goed om te zien dat de netbeheerders, onder aanvoering van Paul Langereis (directeur Westland Infra) de sector meer inzicht hebben gegeven in de keuzes die zij maken om bepaalde investeringen te doen. Dit is ten goede gekomen aan de kwaliteit en het draagvlak voor de scenario’s, omdat sectorvertegenwoordigers belangrijke informatie konden delen met de netbeheerder, die daarna een eigen inhoudelijke afweging maakte. Dat ging dan bijvoorbeeld om de mogelijke ontwikkeling van de elektriciteitsvraag in 2030, zoals beschreven in het ‘Alles uit de kast’ rapport, die ook in één van de scenario’s is terechtgekomen. Dit is een proces om op voort te bouwen. De scenario’s geven bovendien richting aan hoe het gat tussen klimaatdoelen en staand beleid gedicht kan worden in het eerder genoemde IBO-traject.
Voor het gebruik van de scenario’s voor de investeringsplannen is een aantal zaken van belang. Allereerst dat het voor de stakeholders duidelijk wordt hoe de generieke scenario’s worden doorvertaald naar de regionale situaties van de verschillende netbeheerders. Ten tweede welke aannames de netbeheerders gebruiken om vanuit die regionalisatie de knelpunten te berekenen. En tenslotte zouden de uiteindelijke investeringsplannen inzicht moeten geven in het gat tussen wat nodig is en wat haalbaar is met de huidige en maximaal te verwachten capaciteit bij de netbeheerders (mensen, materialen). Met dat inzicht weten we immers wat we nodig zullen hebben uit andere oplossingen, waar de sector haar verantwoordelijkheid in moet nemen, zoals het loslaten van de storingsreserve voor productie, congestiemanagement en het stimuleren van lokaal verbruik.
Bovendien is het belangrijk dat de juiste gesprekken gevoerd worden over de doelstellingen en de plannen na 2030. Het Europese beleid voor de ETS-sectoren is er bijvoorbeeld al op gericht dat deze sectoren in 2040 geen uitstoot meer veroorzaken.