Pieter Boot, sectorhoofd Klimaat, Lucht en Energie bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), werkte de afgelopen maanden met zijn collega’s aan de doorrekeningen van zes partijprogramma’s voor de Tweede Kamerverkiezingen. De hamvraag: hoeveel CO2-reductie halen de politieke partijen met hun plannen? “Het tempo van de emissiereductie ligt duidelijk hoger dan voorheen. Om de doelen te halen moeten we die versnelling doorzetten.” Boot signaleert dat met name de partijen die aan de onderkant zaten wat betreft reductieplannen, ambitieuzer zijn geworden. Dat zou de formatie kunnen vergemakkelijken. “Als de reductiepercentages zoals nu tussen de 46 en 63 procent liggen, kun je makkelijker een gemeenschappelijk beeld krijgen dan vier jaar geleden, toen ze met deels andere partijen tussen de 24 en 63 procent schommelden.” Toch zijn er nog steeds grote verschillen in ambitie en aanpak. Boot: “Mensen, er is echt wat te kiezen.”
Wat is de meerwaarde van doorrekening van verkiezingsprogramma’s door het PBL?
“Nederlanders weten nu preciezer waar de politieke partijen voor staan, maar ook de partijen zelf hebben een concreter beeld van de te verwachten effecten van hun voorstellen. Het doorrekenen van de partijprogramma’s is een heel interactief proces, waar ook de partijen veel van leren. Wij kunnen pas gaan rekenen als hun beleidsvoorstellen concreet zijn, dus worden alle vage beleidsvoorstellen er automatisch uit gevist. Ook tussendoor worden er vaak nog beleidsaanpassingen gemaakt als partijen er door ons achter komen dat hun voorstellen toch niet het gewenste effect hebben. ”
In hoeverre haalde u uit de doorrekeningen dat de politieke partijen niet alleen ambities hebben, maar ook écht bereid zijn om te doen wat nodig is?
“Met ambities kunnen wij bij PBL niets. De partijen die hun verkiezingsprogramma hebben laten doorrekenen, hebben hun ambities allemaal moeten vertalen naar concreet beleid, ook waar dat nog niet het geval was.”
Wat valt op aan de doorrekeningen ten opzichte van die van vier jaar geleden?
“VVD en CDA zijn van positie gewisseld vergeleken met vier jaar geleden: dit keer doet het CDA wel mee en de VVD juist niet. Daarnaast is ook onze rekenmethode iets veranderd. Het thema landbouw en natuur is dit keer breder en besteedt ook aandacht aan voeding en het verdienmodel van boeren. Het thema wonen is nieuw, vanwege de grote maatschappelijke en politieke urgentie van het woningtekort.”
Is er meer aandacht en prioriteit voor klimaat en de energietransitie?
“Mijn indruk is van wel. Maar je merkt vooral dat het onderwerp meer aandacht krijgt vanuit de media en de bevolking. Onze doorrekeningen laten zien tot hoeveel reductie in broeikasgassen een partijprogramma leidt en deze getallen zijn zeer interessant voor een breed publiek.”
Een aantal partijen die hun verkiezingsprogramma dit jaar hebben laten doorrekenen, deden dit vier jaar geleden ook. Is de uitkomst van de doorrekeningen dan vaak hetzelfde?
“Dit is een interessante vraag. Ik heb dit laatst bekeken en het blijkt dat de partijen met een pakket dat vier jaar geleden tot de laagste reductie leidde nu meer bereiken, terwijl dat van de partijen die vorige keer de emissies al het meest reduceerden niet veel is veranderd. De maximaal te behalen emissiereductie waar politieke partijen op uitkomen blijkt dus wel rond de 60 – 65 procent te liggen. Het gat tussen de partijen met de minste en de partijen met de meeste ambitie wordt kleiner, dus het is nu toch iets makkelijker te vertalen naar een ambitieus regeerakkoord. Daarnaast zie je ook dat de verkiezingsprogramma’s in 2017 bijna niks zeiden over de rol van de industrie in de energietransitie, terwijl dat nu in elk programma terugkomt. Nu kun je voortbouwen op die CO2 prijs. Ook de partij die het minste doet, heeft de CO2 prijs niet afgeschaft. Om het wat poëtisch te zeggen: iedereen staat op de schouder van zijn voorganger.”
In hoeverre ziet u verschillen in de ambitieniveaus van partijen per sector?
“Je merkt dat partijen vooral gekeken hebben naar hoeveel er nog per sector te behalen valt. In de industrie bouwen partijen voort op de wisselwerking tussen de CO2-prijs en de SDE++, maar variëren partijen nog wel in de hoogte van de CO2-prijs en of daar een vaste voet in komt. In die gevallen hebben we partijen erop gewezen dat ze de CO2-prijs wel kunnen verhogen, maar dat ze dan weglekeffecten kunnen verwachten. Sommige partijen zeggen dat de rest van Europa ook meer gaat doen en verwachten minder weglek. Het viel mij op dat de ChristenUnie de CO2-prijs behoorlijk aanscherpt, zonder dat daar naar onze inschatting weglekeffecten bij komen kijken.
Bij het thema elektriciteit zagen we vrij veel verschillen. De ene partij wil windmolens op zee en zonnepanelen op daken, de ander windmolens op land en zonneweiden. Het PBL is hier voorzichtig geweest: partijen kunnen in de toekomstplannen niet méér elektriciteit laten produceren dan dat er wordt voorspeld dat er wordt gebruikt.”
De NVDE liet onderzoek doen naar de doorlooptijden van elektrificatieprocessen in de industrie. Conclusie: we moeten nog in 2021 forse stappen zetten om 2030 te halen.
“Dat is de keerzijde van wat ik zeg. Papieren plannen reduceren geen CO2. We moeten inderdaad snel beginnen, ook met de processen die tot grootschalige elektrificatie gaan leiden.
En in de gebouwde omgeving en de mobiliteit?
“Voor de gebouwde omgeving zie je in de partijprogramma’s verschillen tussen verduurzaming via een wijkaanpak of een individuele aanpak. Via een wijkaanpak kun je vaak méér bereiken met hetzelfde geld, maar deze aanpak is wel veel lastiger te organiseren. Ik denk dat het nodig is dat we er een industrieel proces van maken. Zoals we ook kostenreducties in windenergie op zee op gang hebben gekregen. Een beetje oneerbiedig zeg ik dat gemeentes niet alles zelf kunnen beslissen, want dan krijg je geen kostenverlaging; het moet in een betere wisselwerking met nationale regie, waarin er meer aandacht is voor wie wat het beste kan doen. Het is interessant hoe de Engelsen dat doen. Die geloven meer in een nationale aanpak. Er zijn zoiets als zes fabrieken die warmtepompen fabriceren. Men kijkt nu stapsgewijs hoe de warmtepompen in grotere aantallen gefabriceerd en goedkoper kunnen worden. Zoiets hebben we nodig in de gebouwde omgeving. Het is nu te versplinterd. Dit is ook een goed onderwerp voor de NVDE om zich mee te bemoeien.
Over het thema mobiliteit waren veel partijen het relatief met elkaar eens. De meeste partijen willen in varianten hetzelfde: rekeningrijden en zo veel mogelijk elektrisch rijden.”
Kunnen we uit de doorrekeningen al hints halen voor de formatie van het nieuwe kabinet?
“Als het kabinet wordt gevormd uit de zes partijen die hun verkiezingsprogramma hebben laten doorrekenen, zou het duidelijk zijn rond welke punten de consensus ligt. Maar het kabinet kan ook bestaan uit partijen die hun verkiezingsprogramma’s niet hebben laten doorrekenen.”
Om de complexiteit van de energietransitie voor een wat breder publiek zichtbaar te maken, heeft de NVDE de Klimaatwijzer laten maken (door CE Delft). Hiermee kunnen burgers op de stoel van het kabinet gaan zitten en zelf aan de knoppen draaien om CO2-reductie te bewerkstelligen. Lijkt dit je nuttig?
“Zo’n tool lijkt me nuttig. Het is goed en leuk als mensen zelf nadenken, en zonder cijfers kun je niet nadenken over deze problematiek.”
De NVDE is nauw betrokken bij de uitvoering van het Klimaatakkoord, en roert zich in aanloop naar de verkiezingen voor en achter de schermen. Wat vindt u van de rol die de NVDE speelt en waar zouden we meer op moeten focussen?
“De NVDE baseert zich op feiten en probeert die in het debat te betrekken. Een onderwerp waar de NVDE van mij meer op zou mogen focussen is de fairness van de energietransitie. In het klimaatdebat lijkt het soms alsof er niets is waar iedereen het over eens is. Maar iedereen is het er in theorie over eens dat de transitie eerlijk moet zijn. Deze eerlijkheid is moeilijk te vertalen naar de praktijk, zeker als je het hebt over de warmtetransitie in de gebouwde omgeving. Als we de gasbelasting omhooggooien, zijn de allerarmsten namelijk waarschijnlijk de dupe. Er zit in de warmtetransitie een soort intrinsieke dynamiek die de fairness vermindert. In deze discussie zitten inmiddels alle stakeholders vast in een bepaalde visie, waar ze moeilijk van af kunnen wijken. De NVDE heeft zich nog niet zo in dit gesprek gemengd en zou met nieuwe, verfrissende ideeën kunnen komen.”
Bent u, net als twee jaar gelden, nog steeds optimistisch dat het Klimaatakkoord aan de doelstellingen zal voldoen?
“Er moet echt nog veel gedaan worden, maar we zien de afgelopen jaren een duidelijke versnelling in de emissiereductie. Die versnelling moeten we doorzetten. Of dat gaat lukken hangt vooral af van drie dingen: keuzes die we maken voor de industrie, keuzes voor de landbouw en of de kosten voor hernieuwbare energie en energiebesparing over de gehele breedte gaan dalen de komende jaren.”
Als u het voor het kiezen had en u zou één klimaatmaatregel meteen kunnen invoeren, welke maatregel is dat dan?
“Ik zou ervoor zorgen dat de Wet Milieubeheer beter wordt gehandhaafd. Deze wet verplicht bedrijven die meer dan 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas gebruiken om energiebesparende maatregelen te nemen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder. Bedrijven doen dit soms niet graag, omdat ze hun geld liever aan iets anders uitgeven. Aangezien de bulk van de CO2-reductie vanuit bedrijven komt, denk ik dat beter toezicht op de Wet Milieubeheer zou leiden tot een flinke reductie. Het Energieakkoord is hier al mee begonnen. Sommige partijen willen de terugverdientijd verlengen, dan wordt hij ook wat strenger. Het mooie aan deze wet is dat het initiatief nog steeds bij bedrijven ligt. Als je bedrijven zelf laat bepalen hoe ze willen verduurzamen, zul je waarschijnlijk minder weerstand én meer samenwerkingen tussen bedrijven zien.”
De doorrekening van de zes verkiezingsprogramma’s door het PBL vindt u hier:
ANALYSE LEEFOMGEVINGSEFFECTEN Verkiezingsprogramma’s 2021-2025 (CDA, D66, GroenLinks, SP, PvdA, ChristenUnie)