Dezer dagen is het 72 jaar geleden: de watersnoodramp van 1953. De tragedie in het zuidwesten van Nederland zit nog steeds in ons collectieve geheugen. Maar in die februarinacht bleef het een stuk rustiger in een ander deel van ons land dat van oudsher heeft geleden aan watersnood: het kustgebied van de voormalige Zuiderzee. De Afsluitdijk, na lang wikken en wegen gebouwd, mede ter vermindering van onze kwetsbaarheid voor stormvloeden, had zichzelf in één nacht terugverdiend.
Naast klimaat, speelde in Nederland bij de stimulering van duurzame energie altijd de overweging dat we daarmee meer binnenlandse energie produceren en minder kwetsbaar zijn voor schommelingen in fossiele energieprijzen. Tot een paar jaar terug was dat niet zo’n sterk argument overigens: hogere gasprijzen zorgden er namelijk óók voor dat de overheidsinkomsten uit de gaswinning in Nederland flink omhoog gingen. Oftewel, Nederland als geheel was prima bestand tegen een storm op de gasmarkt. Maar ten tijde van de Oekraïnecrisis werden we hard geconfronteerd met onze nieuwe importafhankelijkheid van aardgas. De gasprijzen voor burgers en bedrijven gingen door het dak.
Tegelijkertijd: die klap zou nog veel harder zijn aangekomen als we in de jaren daarvoor niet hadden geïnvesteerd in hernieuwbare energie. Het IEA schatte bijvoorbeeld in dat alleen al de nieuwe capaciteit aan wind en zon die we in 2021-2023 in de EU hebben gerealiseerd, tot 100 miljard kostenbesparing heeft geleid in die periode. Voor Nederland bedroeg dat 7 miljard euro, of 60 euro voor een huishouden met een gemiddeld elektriciteitsverbruik. Het IMF heeft op basis van statistieken ingeschat dat elke procent hernieuwbare energie in de elektriciteitsmix zorgt voor een 0,6 procent lagere elektriciteitsprijs (wat ze duiden als een conservatieve inschatting). Dat betekent bijvoorbeeld dat een Nederlands huishouden in 2023 140 euro meer kwijt zou zijn geweest aan de elektriciteitsrekening als we geen hernieuwbare opwekking van elektriciteit door wind en zon hadden gehad. Over een periode van pakweg 2014 tot en met 2023 is dat voor heel Nederland goed geweest voor maar liefst 18 miljard kostenbesparing. Hiervan is het grootste deel gehaald in de jaren 2021-2023.
Dat zijn dan de financiële effecten. Bedenk ook dat we in 2023 een stuk of 7 miljard kuub (bcm) extra aardgas nodig hadden gehad voor onze gascentrales als er geen wind- en zonproductie was geweest. Nog los van de kosten is het maar de vraag of we daar de fysieke importcapaciteit voor hadden gehad. Ook voor onze gasopslagen (met een totale capaciteit van zo’n 15 bcm) was dat een zware dobber geweest.
Hoe groot zijn deze besparingen nu ten opzichte van de bouwkosten van deze hernieuwbare dijk? Voor de overheid lagen die vooral in de subsidies die via de SDE worden uitgekeerd en o ja, natuurlijk ook in de gederfde Energiebelasting door de salderingsregeling . Daarnaast heeft de overheid de kosten voor het net op zee opgebracht. De kosten van netverzwaring voor wind en zon op land zijn door ons allemaal opgebracht via de nettarieven. Ik loop ze even langs:
- In de tien jaar van 2014 tot en met 2023 heeft het Rijk in totaal zo’n 5 miljard aan subsidies uitgekeerd aan wind- en zonprojecten onder de SDE++ en z’n voorgangers, aldus RVO.
- De kosten van het net op zee voor de windparken tot en met 2023 lagen volgens de Algemene Rekenkamer op 4 miljard.
- De kosten van de salderingsregeling belopen over deze periode zeker een aantal miljarden en de kosten voor netverzwaring op land zijn niet goed apart te becijferen
Samen blijven deze kosten al onder de 18 miljard aan kostenbesparing in dezelfde periode. Hier volgt dus de oud-Hollandse traditie ‘de cost gaet voor de baet uyt’. Dit betekent ook wel dat de meeste subsidie-uitgaven zijn gedaan tot en met 2020 (en dat zal ook gelden voor de netinvesteringen), terwijl de grote kostenbesparingen daarna kwamen en nog zullen komen.
Omdat de meeste wind- en zonprojecten nog wel een tijdje doordraaien is dit geen eindbalans. Qua kosten: de uiteindelijke SDE-subsidieuitgaven zullen afhangen van de toekomstige elektriciteitsprijs maar ook van de mate waarin we in staat zullen zijn om momenten met overvloedig aanbod van schone stroom nuttig te gebruiken. Laat er nog eens een paar honderd miljoen per jaar worden uitgegeven. De salderingsregeling loopt nog een kleine twee jaar door, ten koste van zo’n 600 miljoen euro gederfde Energiebelasting per jaar. De investeringen in infrastructuur op land en zee zijn voor deze capaciteit wel gedaan. Maar de kostenbesparingen door wind en zon lopen de komende jaren veel harder door: bij de huidige elektriciteitsprijs komt er jaarlijks zo’n 3 miljard aan besparingen bij doordat wind en zon de prijs drukken.
Al met al kun je wel concluderen dat de huidige capaciteit aan wind en zon de overheidskosten in één gascrisis ruimschoots heeft terugverdiend. Bij alle discussies over de volgende groeistappen van duurzame energie (ruimte, onrendabele toppen, netkosten en wat al niet) moeten we wel bedenken: meer binnenlandse productie van hernieuwbare energie maakt ons land weerbaar tegen (geopolitieke) onrust op de markten voor fossiele energie. Liever dat we daar nú naar handelen dan tijdens de volgende gascrisis. Een beetje vooruitzien, dat past goed bij een land van dijkenbouwers.
Deze column is geschreven door NVDE’er Marc Londo en verscheen op Energiepodium